Het Aartsbisdom Utrecht verandert. Op weg naar 2010 kunnen we toegroeien naar een nieuw missionair parochiepastoraat. De Blijde Boodschap van Jezus Christus niet alleen voor de kleiner wordende groep kerkgangers, maar voor alle mensen. Deze vernieuwing van pastoraat wordt mogelijk door samenwerking van parochies en pastores. Onderweg komen we veel hobbels en weerstanden tegen. Dr P.A.G. Rentinck, vicaris-generaal van het Aartsbisdom Utrecht, gaat met onderstaande artikelen van het bisdomblad Op Tocht in op deze weerstanden. Verder besteedt hij aandacht aan de kansen, die dit nieuw missionair parochiepastoraat schept.
We gedenken dit jaar dat het 150 jaar geleden is, dat de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland werd hersteld. Landelijk zal het hoogtepunt zijn op 7 juni a.s. met een feestelijke ontmoeting in de Jaarbeurshallen te Utrecht.
Een jubileum is een goede gelegenheid om terug te zien. We hebben een rijke geschiedenis achter ons liggen, waarin onze voorouders veel hebben opgebouwd. We zien in deze periode veel ontwikkelingen en allerlei veranderingen. Je kunt niet zeggen: de Nederlandse kerk is in die 150 jaar altijd hetzelfde gebleven. Het was niet allemaal vreugde, mensen hebben ook veel verdriet aan de kerk beleefd. Naast dank en waardering mag er ook ruimte zijn voor schuldbelijdenis en voor vergeving.
Terugkijkend komen er ook enkele personen in beeld. Mensen, die van grote invloed geweest zijn op de ontwikkelingen in deze 150-jarige kerkgeschiedenis. In de geschiedenis van het aartsbisdom licht voor mij vooral de persoon van Alfons Ariëns op. We hebben zijn naam gegeven aan het Ariënskonvikt, waarvan ik de eerste rector mocht zijn. Ik ben ook blij dat de bisschop mij onlangs benoemd heeft tot postulator, om de zaligverklaring van deze dienaar Gods te bevorderen.
Als ik op Alfons Ariëns terugkijk, dan word ik door hem geïnspireerd. Hij is een ongewoon rijke persoonlijkheid met vele facetten, die ons vandaag kunnen inspireren. In het licht van onze weg naar 2010 wil ik twee punten naar voren halen.
We groeien naar een kerkgemeenschap, die steeds meer door vrijwilligers mede wordt gedragen. Ik hoor daar vaak kritiek op: je overvraagt de vrijwilligers! Ze kunnen het niet aan. Ze worden ouder en grijzer. Je kunt steeds moeilijker vrijwilligers krijgen. Ze zijn al zo druk en moet je ze dan nog meer vragen? waar halen ze de tijd vandaag om zich te scholen?
Met al die kritische vragen kijk ik naar Alfons Ariëns. En wat zie ik? Ariëns trok zich het lot aan van de arbeiders, die in mensonwaardige omstandigheden moesten leven en werken. Maar hij was ervan overtuigd, dat hij als priester niet alles zelf moest doen in een soort bevoogdende zorg voor 'zielige slachtoffers'. Hij had zoveel vertrouwen in de arbeiders, dat hij er van overtuigd was, dat zij hun lotverbetering in eigen hand konden nemen. Onder die arbeiders waren de meesten analfabeet, ze moesten lange werkdagen maken, er was veel dronkenschap. Je zou zeggen, kun je van deze mensen iets verwachten? En toch richtte Ariëns voor deze mensen kernen op ter vorming en ter toerusting. Hij zei erover:
"Er zitten in het volk een boel gezonde hoofden, talent van allerlei slag, maar er zit een dikke bolster om, ze zijn niet ontwikkeld. Welnu: de kern is de grote, de kostbare ontbolsteringsmachine. Daar worden onze mannen gevormd, die nu reeds het algemeen belang zeer goed kunnen dienen, dat zij zich als arbeiders kunnen werpen op de vraagstukken van de arbeid."
En wij weten nu, dat het Ariëns en vele jonge priesters die door hem geïnspireerd werden, gelukt is. Zij waren de adviseurs, de arbeiders hebben zelf het werk gedaan, om tot hun recht te komen. Als we van Ariëns en zijn arbeiders kijken naar onze situatie, vraag ik me af: zou het dan onze vrijwilligers niet lukken om het pastoraat mee te dragen, als ze geïnspireerd en toegerust worden door de pastorale beroepskrachten?
Het tweede punt, dat belangrijk is op onze weg naar 2010 is de groei naar missionaire geloofsgemeenschappen. Het pastoraat mag zich niet beperken tot kerkelijk leven binnen de muren van de kerk of van het huisgezin. De kerk heeft een blijde boodschap, niet alleen voor de kerkgangers, maar voor heel de samenleving. Daarom, vond Ariëns, hoort Christus ook aanwezig te zijn op de werkplaats. Hij zag hierin de roeping van de R.K.-arbeidersbeweging:
"Op haar ligt de plicht, de eervolle taak, om de leer van Christus te dragen door de wereld. Laat men het aantal geestelijken vertienvoudigen, laat men kerken bouwen, laat men missies op missies geven, de oogst zal betrekkelijk schraal zijn: wat wij voor onze heilige godsdienst nodig hebben, dat is de katholieke vereniging. Daar leren zij echt praktische katholieken te zijn. Laat die mannen komen op de fabrieken, in herbergen, waar de priester niet komen kan; zij zullen de echte apostelen zijn van Christus' leer en zijn erf met moed verdedigen. De priester kan niet overal komen, de arbeiders wel. Juist daar waar de felste slagen vallen, op het werk,op de straat, in de herberg, daar kan de werkman spreken, optreden , stichten".
En van Ariëns weer kijkend naar onze situatie, vraag ik me af: wat die arbeiders toen wèl durfden, zal dat onze vrijwilligers en andere parochianen vandaag niet lukken?
Het is een veelgehoord verwijt. Het bisdom denkt 'van boven af' allerlei plannen uit zonder voeling te hebben met 'de basis'. Er wordt niet gevraagd wat gewone parochianen ervan vinden. Het speelt zich boven hun hoofden af en ze weten niet of nauwelijks wat er 'boven' wordt uitgedacht. Het is te vergelijken met het verwijt dat aan politici gemaakt wordt: de politici in Den Haag zijn niet geïnteresseerd in wat er leeft onder de mensen.
Hier ligt inderdaad een groot probleem, de vraag: hoe onderhouden we een goede onderlinge communicatie? Het was de eerste doelstelling van de reorganisatie van ons bisdom in 1993. Door grotere en sterke dekenaten en door intensief contact tussen bisschop en de dekens in de Bisdomraad wilden we parochies en bisschop dichter bij elkaar brengen. In de Bisdomraad brengen de dekens hun ervaringen vanuit bun persoonlijke contacten met parochies en pastores in. De dekens hebben de bisschop en zijn naaste medewerkers gestimuleerd om ook zelf meer persoonlijke contacten te zoeken. Voor de periode na de reorganisatie mogen we zeggen, dat de communicatie verbeterd is. Er is in de dekenaten meer samenspraak en samenwerking tussen parochie en pastorale beroepskrachten onderling en met dekenaat en bisdom.
Bij belangrijke beleidszaken vragen we de parochies uitdrukkelijk om kritiek en advies alvorens beleid vast te stellen. Dat gebeurt ook in ons beleid naar een nieuw missionair parochiepastoraat door samenwerking van parochies en pastores. De analyse van de huidige situatie: ter teruglopen van her aantal kerkgangers en priesters, de oorzaken daarvan, de sombere toekomstverwachtingen, maar ook de tekenen van hoop en nieuw leven, dit alles is vaak punt van gesprek geweest. Het KASKI heeft ook meerdere onderzoeken verricht voor ons bisdom, een gedeelte van ons bisdom of voor een parochieverband.
De eerste vrucht hiervan - de nota Profileren in het parochiepastoraat - is in alle dekenale ledenvergaderingen en curavergaderingen besproken met de leden van de bisdomstaf. De discussies hebben veel reacties en suggesties opgeleverd voor het herschrijven van de nota. In het geheel genomen is er veel eensgezindheid over de noodzaak tot nieuw missionair parochiepastoraat door samenwerking van parochies en pastores, maar men ziet ook veel moeilijkheden, barrières en weerstanden.
Een van die weerstanden is: hoe worden de gewone parochianen hierbij betrokken? Bisdom en dekenaten hebben vooral contact met priesters, diakens en pastoraalwerk(st)ers. De rechtstreekse communicatie met de parochianen is een eerste zorg en verantwoordelijkheid van besturen en pastores. Persoonlijke communicatie met de bisschop en met de deken kan slechts incidenteel zijn. Daarnaast is er de mogelijkheid van schriftelijke communicatie. Voor de vrijwilligers geeft bet blad 7 even van de Diocesane Pastorale Dienstverlening regelmatig materiaal voor gebruik en toerusting. Binnenkort komt een speciaal 7even-cahier uit met een stappenplan voor samenwerking.
De bisschop heeft aan alle parochianen een brief geschreven over samenwerking van parochies en missionair parochiepastoraat. Deze brief is verspreid via de parochiebladenservice. In een redelijk aantal parochiebladen is deze brief gepubliceerd. We zijn hierin afhankelijk van de inzet van parochies. Dat geldt ook voor de serie Brieven van de kardinaal. Naar aanleiding van bet Jaar van de vrijwilligers heeft de bisschop een brief geschreven 'Gods vrijwilligers'. Voor Pinksteren heeft de bisschop dit jaar een Brief geschreven over 'Christus en zijn kerk'. Dergelijke brieven kunnen uitwerking krijgen, als parochies ze onder de aandacht van parochianen brengen door bijvoorbeeld gedeelten ervan te publiceren in het parochieblad of op de website van de parochie. Ook is het mogelijk een bezinningsavond te beleggen over een Brief van de bisschop.
Tenslotte hebben we mogelijkheden via Op Tocht. Met deze artikelenreeks ga ik in op weerstanden die worden opgeroepen. We plaatsen ook regelmatig artikelen over geslaagde vormen van vernieuwend pastoraat in de parochies. Het zal goed zijn als parochies zelf het initiatief nemen en een verslag toesturen van een geslaagd project. Op het moment zijn we bezig om het geheel van het communicatiebeleid voor het parochiepastoraat op weg naar 2010 te beschrijven met de vraag: hoe functioneert de communicatie nu en wat kan er voor de komende jaren verbeterd worden?
Heeft u suggesties, aarzel dan niet om ze kenbaar te maken, schriftelijk of per e-mail. Het adres: Aartsbisdom Utrecht, Postbus 14019,3508 SB Utrecht, e-mail: secretariaat@aartsbisdom.nl.
Tot aan het Tweede Vaticaans Concilie werd het pastoraal werk in de parochies vrijwel uitsluitend door priesters gedaan. Zij lazen elke dag de H.Mis, brachten veel tijd door in de biechtstoel; ze bedienden het Doopsel en de laatste sacramenten; ze gaven godsdienstles op de parochieschool; ze kwamen elk jaar bij ieder gezin op huisbezoek; ze waren geestelijk adviseur van allerlei katholieke organisaties. De priesters waren de bedienaren; de leken waren de ontvangers.
Op het Concilie brak het besef door dat de Kerk niet alleen uit priesters bestaat. De kerk is de gemeenschap van alle gedoopten. Allen delen in het priesterschap van Christus en vormen het priesterlijk Godsvolk. De H. Geest wordt niet alleen aan 'de geestelijkheid' gegeven, maar allen krijgen de gave van H. Geest in Doopsel en Vormsel. In de viering van de Eucharistie ontvangen allen met het Lichaam en Bloed van Christus ook de Geest van Christus.
Als alle gelovigen samen kerk zijn, dan zijn ook allen - naar eigen gaven - verantwoordelijk voor de zending van de Kerk. Allen worden medewerkers in het pastoraat. Deze overtuiging heeft vele parochianen er toe gebracht om als vrijwilliger actief te worden. alle parochies kennen liturgische beraden en werkgroepen, contactpersonen en ziekenbezoekers, werkgroepen voor catechese en diaconie, parochievergaderingen en besturen. Momenteel zijn in elke parochie ongeveer 10% van alle parochianen actief als vrijwilliger.
We worden steeds meer een vrijwilligerskerk. In ons beleidsplan Samen Gaan (1995) hebben we deze ontwikkeling toegejuicht. We formuleerden daar als doelstelling om de parochiegemeenschap te laten groeien als mede-draagster van pastoraat. Nu we werken aan profilering en teamvorming van priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers krijgt deze verdere groei nieuwe kansen.
In de meeste parochies in het pastoraat gecentreerd rond de priester (of diaken, pastoraal werk(st)er), die de eerste verantwoordelijkheid draagt voor een parochie of een wijk. Alle lijntjes komen bij hem/haar samen. Vrijwilligers beleven zichzelf meer als medewerkers van de pastor dan als medewerker van de Heer met een eigen verantwoordelijkheid. Veel priesters en pastoraal werk(st)ers gaan gebukt onder de druk, die deze centrumfunctie met zich meebrengt.
Anderzijds zien we ook hoe parochies zich tijdens een pastorloze periode goedstaande weten te houden. Allerlei tot dan toe verborgen krachten komen boven. Enkele jaren geleden zijn we met enkele van dergelijke parochies een experiment begonnen, het zogenaamde Scenario-C-project. De benoeming van een nieuwe priester of pastoraal werk(st)er werd uitgesteld. Het parochiebestuur kreeg een pastorale opdracht. Er werd begeleiding vanuit dekenaat en bisdom gegeven. Na drie jaar volgde een evaluatie.
Uit de evaluatie kwam naar voren dat bestuur en andere vrijwilligers aanvankelijk moeizaam geaccepteerd worden door de andere parochianen. Ook bleek het belangrijk een scheiding te maken tussen bestuur en uitvoering van pastoraat. Na een aanvankelijke periode van berusting en twijfel groeiden geleidelijk de hoop en het vertrouwen in eigen kunnen. Zonder centrale priester of pastoraal werk(st)er bleek de parochiegemeenschap te groeien als draagster van pastoraat. Wat deze parochies experimenterenderwijs geleerd hebben, kan een stimulans worden voor alle parochies. Van een pastor-centered pastoraat kunnen we groeien naar geloofsgemeenschappen die zelf draagster van pastoraal zijn. Dat wil niet zeggen dat priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers overbodig worden.
In de Scenario-C-parochies is ook naar voren gekomen in welke situaties een priester of een pastoraal werk(st)er nodig zijn. Priesters zijn nodig voor de viering van de Eucharistie en voor de viering van andere sacramenten. Diakens en pastoraal werk(st)ers zijn eveneens nodig voor het voorgaan in de liturgie. Priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers zijn nodig voor de inspiratie en voor de toerusting van de vrijwilligers. Tenslotte blijkt een pastorale beroepskracht noodzakelijk voor pastorale en geestelijke begeleiding in persoonlijke crisissituaties van mensen en voor bemiddeling bij conflicten. In de toekomstige parochieverbanden zullen priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers dus anders functioneren, maar hun diensten blijven wezensnoodzakelijk voor de toekomst van de parochiegemeenschappen.
De pastoor kan samen met de collega's in het pastoraal team inspirerend leiding geven aan de geloofsgemeenschappen, die zelf de eerst-geroepenen zijn om de Blijde Boodschap van Jezus Christus door te geven aan de mensen van vandaag. De parochiegemeenschappen krijgen de taak om - met ondersteuning van pastorale beroepskrachten - draagster te zijn van het parochiepastoraat.
Het is niet meer mogelijk, om iedere parochie haar eigen pastor of pastoraal werk(st)er te geven. We willen de pastorale beroepskrachten laten samenwerken in een pastoraal team. Binnen het team heeft ieder een eerste verantwoordelijkheid, niet meer over een parochie of wijk, maar voor een bepaald werkterrein. De werkterreinen zijn gemeenschapsopbouw en presentie, catechese, diaconie en liturgie. Binnen het parochieverband betekent dit dat de afzonderlijke parochies niet meer 'een eigen pastor' hebben.
Bij velen is de eerste reactie: "dus we raken onze eigen pastor kwijt!" En ze zeggen dat niet met vreugde. Integendeel, er leeft bij velen het aanvoelen, dat de pastor nabij moet zijn, een vertrouwd gezicht voor de parochianen.. Ook bij pastores leeft sterk het verlangen een eigen plek te hebben, waar je je thuis voelt en waar onderling vertrouwen gegroeid is. Deze behoefte aan nabijheid en vertrouwdheid is een groot goed dat we moeten koesteren en verder ontwikkelen. Het hoort wezenlijk bij het Evangelie:. We zingen ervan in de Adventstijd:
"Omdat Hij niet ver wou zijn
is de Heer gekomen.
Midden in wat mensen zijn
heeft hij willen wonen."
Present zijn, nabij zijn, mag en moet een hoge prioriteit hebben. Schaalvergroting moet bijdragen tot schaalverfijning. De presentie, het nabij-zijn, ligt in eerste instantie bij de parochianen.We denken aan contactpersonen, gastheren en gastvrouwen, bezoekgroepen en ziekenbezoekgroepen.
Ook voor de pastores is het belangrijk dat ze nabij zijn.De vraag is of dit ook een lokaal nabij-zijn moet betekenen. Zo zijn we het gewend: de eerstverantwoordelijke pastor woont in de buurt. Deze wijze van present-zijn is van belang voor de 20% kerkgangers. Zij zien het telkens vertrouwde gezicht. Voor de 80% anderen is deze vorm van nabij-zijn niet van belang. Zij krijgen pas contact met de pastor als ze er om vragen. Het maakt hen niet uit of de pastor in de buurt woont of regelmatig in één kerkcentrum actief is.
We zullen samen moeten nadenken, hoe het nabij-zijn van een pastor in de nieuwe situatie goed gestalte kan krijgen. Dat is belangrijk, zowel voor de vrijwilligers, de kerkgangers, de andere 80%, als voor de werkvreugde van de pastores. Hoe kunnen pastores in het grotere parochieverband nabij zijn? Hoe kunnen ook zelf het gevoel krijgen, thuis te zijn in de parochie?
Een eerste weg van nabijheid ligt in het omgaan met groepen vrijwilligers. Priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers zullen veel contact hebben met groepen vrijwilligers. Ieder begeleidt, traint, geeft inhoudelijke vorming en inspiratie aan groepen. Door het herhaald contact en door de diepgang van de relatie kan er bij pastores en groepen een gevoel ontstaan van 'bij elkaar thuis' te zijn. Vanuit deze groepscontacten kunnen ook persoonlijke relaties groeien, vormen van persoonlijk pastoraat.
Een tweede weg van nabijheid ligt in het regelmatig contact met de kerkgangers. Het lijkt me van groot belang dat de pastores regelmatig in de verschillende parochiecentra deelnemen aan de liturgie. Als (mede)voorganger of als kerkganger. Het is goed, dat er ook na de viering gelegenheid is tot ontmoeting en persoonlijk contact. Bij de kerkgangers kan langzamerhand de beleving groeien van 'onze pastor' naar 'onze pastores'. Als mensen een intensiever persoonlijk contact wensen, kunnen ze een keus maken uit meerdere pastores. Dat maakt een vertrouwenscontact gemakkelijker.
Een derde weg van nabijheid voor kerkgangers en anderen loopt in schriftelijke communicatie en internet. Alle pastores kunnen regelmatig schrijven in het parochieblad of in het wijkblad. Preken of overwegingen kunnen geplaatst worden op het internet. Zo kan vertrouwdheid groeien met de naam, met de geloofsbeleving en met de pastorale attitude van de verschillende pastores in het team.
Een vierde weg van nabijheid - en niet de minste - loopt via vrijwilligers. In het gastvrij onthaal op de parochiecentra kan men mensen treffen, die graag eens met een pastor willen praten. Ook wijkcontactpersonen kunnen stuiten op vragen naar professionele pastorale begeleiding. Ziekenbezoekers treffen zieken, die graag contact willen met een pastor.Op het parochiesecretariaat komen vragen binnen naar een pastor voor stervensbegeleiding of voor een uitvaart. In al deze gevallen kan gevraagd worden naar de voorkeur voor een bepaalde pastor. Is er een voorkeur, dan kan daaraan zo mogelijk voldaan worden. In veel gevallen zal er geen voorkeur zijn. Dan kan contact opgenomen worden met de 'pastor van de dag': elke pastor heeft een of twee dagen in de week, waarin hij/zij beschikbaar is voor binnenkomende vragen.
Zoals bij Jezus gebeurt het wezenlijke van de nabijheid in het persoonlijk contact. Van elke pastor mag men de geestelijke rijkdom en de pastorale deskundigheid verwachten om mensen nabij te zijn in het pastoraal gesprek. Door de open luisterbereidheid kunnen mensen de beleving hebben: deze pastor is er nu met al zijn aandacht voor mij. Hij/zij is niet enkel lichamelijk aanwezig, maar is er helemaal voor mij. Pastores en pastoranten weten, dat hiermee niet alle problemen worden opgelost. Wèl kan een pastor de beleving wekken, dat mensen hun vreugde en verdriet kunnen delen. In deze persoonlijke nabijheid kan er ook ruimte ontstaan voor woorden van geloof en Godsvertrouwen.
Op weg naar nieuw parochiepastoraat lijkt het me van groot belang, dat we samen overleggen om goede wegen te vinden voor vertrouwde presentie en persoonlijk nabij-zijn.
In het nieuwe missionaire parochiepastoraat wordt een groot beroep op vrijwilligers gedaan. De parochie draait niet meer rond de pastor, maar parochianen dragen bet parochiepastoraat. Met contactpersonen, bezoekgroepen, gastvrouwen en gastheren zorgen ze, dat de kerkgemeenschap nabij is aan mensen. In de verschillende catechesegroepen zorgen zij ervoor, dat mensen kennis kunnen nemen van onze kerkgemeenschap en tot verdere verdieping kunnen komen van hun geloof? In diaconale groepen dragen ze zorg voor zieken en armen en werken ze samen met anderen aan een rechtvaardiger en barmhartiger samenleving. In liturgiegroepen bereiden ze liturgische vieringen voor en komen ze tot gebed en liturgie.
Als je deze beknopte opsomming van taken overziet, is de eerste verzuchting: dat is nogal wat! Kun je dat allemaal wel vragen van vrijwilligers? Worden ze niet overvraagd? Waar halen ze de tijd en de deskundigheid vandaan, om al die taken aan te pakken? Er ligt inderdaad een berg werk voor ons; je hebt hiervoor wet een geloof nodig dat bergen kan verzetten! Maar tegenover het vele werk staan zeer veel vrijwilligers. In zijn brief 'Gods vrijwilligers' schrijft onze bisschop: "Bijna 60.000 mensen verrichten in ons bisdom vrijwilligerswerk, veelal in de parochies". Dat is heel wat, zeker als je het vergelijkt met het aantal priesters, beroepsdiakens en pastoraal werk(st)ers dat we in 2010 kunnen verwachten: respectievelijk 90, 10 en 125. De bisschop vervolgt dan ook: "Het is duidelijk dat zonder de vrijwilligers de parochie niet zou kunnen bestaan... Wat een zegen dat vele christenen hun verantwoordelijkheid op zich nemen en beantwoorden aan de opdracht om mee te werken aan de vervulling van Gods heilsplan."
Tegenover de vele taken staan de vele talenten en geestesgaven onder de vrijwilligers. Niemand hoeft alles te doen. Ieder kan taken opnemen al naar gelang de geestesgaven die aan ieder gegeven zijn en naar gelang de tijd die ieder beschikbaar heeft. Onder die 60.000 zijn er velen die hun talenten verder ontwikkeld hebben via toerustingscursussen, pastorale scholen en diocesane kadervorming. Van praktisch alle vrijwilligers kunnen we zeggen, dat ze gegroeid zijn naar een persoonlijk bewust geloof, dat hecht geworteld is. We mogen best wel vertrouwen hebben in onze vrijwilligers!
Juist voor de missionaire opdracht van de Kerk zijn de vrijwilligers de eerst aangewezenen. Door het leven in het gezin en in de wijk, op het werk en in allerlei vormen van vrijetijdsbesteding hebben vrijwilligers een natuurlijk en dagelijks contact met allerlei mensen, die niet tot de kerkgangers behoren en met vragen en noden die er in onze samenleving aan de orde zijn. Meer dan pastorale beroepskrachten hebben zij in het dagelijks leven meer voeling met "Vreugde en hoop, verdriet en angst van de mensen van vandaag, vooral van de armen en van hen, die hoe dan ook te lijden hebben. (Vaticaans Concilie, Pastorale Constitutie over de Kerk in de wereld van deze tijd, nr 1)
In bisdom, dekenaten en parochies zal er veel aandacht en zorg aan vrijwilligers besteed moeten worden door een goed vrijwilligersbeleid. De bisdomraad heeft hiertoe een brochure uitgegeven ('Vrijwilligersbeleid in de parochie' [1999]) met daarbij een stappenplan, om dit beleid concreet te maken.
In dit beleid zal ook veel aandacht moeten zijn voor toerusting en vorming van vrijwilligers. De eerste verantwoordelijkheid voor deze vorming ligt bij de priesters, diakens en, pastoraal werk(st)ers, ieder volgens eigen profiel. De vorming kan plaats hebben in de gewone groepsbijeenkomsten. Het is goed om in elke bijeenkomst ruimte te maken voor gebed en bezinning op de Schrift en voor een inhoudelijk gedeelte, verzorgd door de pastorale beroepskracht. Het kan de bijeenkomsten inspirerender en aantrekkelijker maken. Is er naast deze permanente vorming behoefte aan meer toerusting, dan kunnen we een beroep doen op de dekenale en diocesane dienstverleners. De ervaring in Pastorale Scholen en Diocesane Kadervorming leert, dat zij kortlopende cursussen moeten aanbieden, om niet te veel beslag te leggen op de kostbare tijd van de vrijwilligers.
Groepen vrijwilligers, ondersteund en geïnspireerd door pastorale beroepskrachten en dienstverleners, kunnen hun verantwoordelijkheid dragen en meewerken aan missionair parochiepastoraat.
Als je woorden als 'vernieuwing', 'reorganisatie' of 'verandering' hoort, is je eerste reactie verzet en weerstand. Een mens verandert niet graag. Ook al weet je dat alles niet ideaal is, toch ben je gehecht aan een bepaald gewoontepatroon. Het is moeilijk om verandering te brengen in dingen "die we altijd zó doen". Je ziet deze weerstand tegen verandering bij alle reorganisaties van bedrijven, van zorginstellingen of gemeentelijke herindelingen.
Het bestaande is vertrouwd en je bent eraan gehecht; het nieuwe is nog vaag en onzeker. En dan heb je nog liever die ene vogel in de hand. Om naar iets nieuws toe te groeien, moet je oude vormen minderen of loslaten. En loslaten, dat valt ons niet mee, dat brengt ons in de verdediging. We zetten de hakken in het zand en komen tot stilstand. Alle beweging is er uit. We zijn niet meer onderweg.
Die weerstand tegen veranderen voelen we bij onszelf en bij anderen. We moeten deze gevoelens serieus nemen, maar ze mogen ons niet verlammen. Om op te staan en verder te kunnen, is het belangrijk om vooruit te zien.
Op enkele plaatsen in ons bisdom is onderzoek gedaan naar vragen en verwachtingen van mensen die niet tot de vertrouwde kerkgangers behoren. Uit die onderzoekingen blijkt dat er veel vragen zijn naar waarden en normen, naar verdieping en spiritualiteit, naar Blijde Boodschap. Zoveel vragen, dat je met Jezus zou kunnen zeggen: De velden staan wit, rijp voor de oogst (Joh. 4,35). Jezus zegt deze woorden overigens in het land van de Samaritanen, voor de rechtgelovigen van zijn tijd het ketterse gebied.
Om op weg te gaan, hebben we visie nodig, een aantrekkelijk ideaal, dat ons kan inspireren. Maar we moeten ook concrete doelgroepen benaderen en concrete doelstellingen formuleren. Bijvoorbeeld een beleidsplan en een jaarprogramma dat te toetsen valt. Dan komen de tien vogels in de lucht meer onder handbereik.
Ook valt te bedenken dat 'veranderen' wezenlijk bij ons christen-zijn hoort. Jezus begint de verkondiging van zijn Evangelie met de oproep: "Bekeer u! Heb geloof in de goede boodschap (Mc 1,15). Bekeer u, in het Grieks staat er letterlijk: verander van gezindheid. Niet alleen in het begin, ook vandaag roept de Heer de kerkgemeenschap en ieder van ons persoonlijk op, nu veranderen. Bekeer u, om ontvankelijk te worden voor de Blijde Boodschap.
Jezus zelf zien we voortdurend onderweg. Hij is niet veilig thuisgebleven in Nazareth. Hij heeft het oude vertrouwde losgelaten, om de Blijde Boodschap te kunnen verkondigen. Zijn leven is een levensweg op weg naar Jeruzalem. Vervolgens de kruisweg naar zijn dood en verrijzenis. En de Heer nodigt ons uit om hem te volgen. Je kunt niet stil blijven staan, maar je moet in beweging komen, Hem volgen. De eerste christenen werden dan ook 'aanhangers van de Weg' (Hand 9,2) genoemd.
Als we de twintig eeuwen kerkgeschiedenis overzien, zien we voortdurend verandering en beweging. Veel wat voor ons oud en vertrouwd is, was nieuwe vormgeving van de 20e eeuw. Ook in het tijdperk van het 'rijke roomse leven' zien we veel vernieuwing en verandering. Hoe moeilijk veranderen ook is, verandering hoort bij ons christen-zijn. Veranderen houdt ons op de weg van de navolging van Christus. Samen op weg naar 2010 mogen we vertrouwen, dat de H. Geest ons helpt en de weg wijst.
Nieuw missionair parochiepastoraat houdt in dat we nieuwe taken opnemen, contact zoeken met nieuwe mensen. Nieuwe taken, dat betekent dus nog meer werk! En we zijn al zo druk. Onder pastorale beroepskrachten hoor je vaak klachten over stress en zware werkdruk. Ook bij veel vrijwilligers zien we vermoeidheidsverschijnselen. En ook teleurstelling: "We doen ons uiterste best en toch zie je dat het minder wordt". Er komen weinig vrijwilligers bij, zodat de actieve vrijwilligers steeds meer taken krijgen, zich steeds zwaarder belast voelen. En dan komt het bisdom of het dekenaat met de oproep om nog meer te gaan doen. Zien ze dan niet dat we al overbelast zijn?
We horen deze verzuchtingen te vaak om er lichtvaardig aan voorbij te kunnen gaan. We mogen de werkdruk niet nog groter maken. Als we nieuwe taken willen oppakken, zullen we bestaande activiteiten moeten minderen. Tot nu toe steken we bijna alle energie in de 20% kerkgangers. Daarbij gaat een groot gedeelte aan tijd en aandacht op in liturgie, met name de viering van de sacramenten. Bijvoorbeeld in de stad Utrecht zijn er ongeveer 40 Eucharistie- of Woord- en Communievieringen, waaraan in totaal ongeveer 2400 mensen deelnemen. Kinderrijke parochies gaan gebukt onder de vele doopvieringen. Voorbereiding en viering van het H. Doopsel vragen veel tijd en energie van priesters.
We zullen hierin radicaal moeten verminderen, om tijd en energie vrij te krijgen voor nieuwe activiteiten. Dat zal ook weer heel veel weerstanden oproepen; kerkgangers en koren raken hun vertrouwde tijd kwijt. Families van dopelingen willen hun eigen tijd bepalen en maken van het Doopsel liefst een intiem familiegebeuren.
Maar het betekent niet alleen vermindering en verlies; er is voor de kerkgangers ook winst: de liturgie kan beter verzorgd worden. Met meer pastores, met meer assistenten, met meer koorzang, met meer kerkgangers. We komen af van weinig inspirerende halflege kerken. De zondagse Eucharistie kan beleefd worden als hoogtepunt van het parochieleven. De viering van het H. Doopsel kan een echte gemeenschapsviering worden. We zoeken onze hoge waardering voor de sacramenten niet in de frequentie, maar in de kwaliteit.
We kunnen ook energie en menskracht besparen door als parochies meer samen te werken. Bijvoorbeeld:tot nu heeft bijna elke parochie een eigen parochieblad, verzorgd door enkele vrijwilligers. Als een aantal parochies samen een parochieblad gaat verzorgen, komen er vrijwilligers vrij. Bovendien kan de kwaliteit van het parochieblad verbeteren. Als parochies samen één secretariaat opzetten, kunnen ze daarvoor een beroepskracht aanstellen. Er komen dan veel vrijwilligers vrij voor ander werk. Als parochies bestuurlijk gaan samenwerken, komen er vele bestuurders vrij.
Als we nieuwe activiteiten oppakken, mogen we hopen dat we ook nieuwe vrijwilligers zullen aantrekken. Bijvoorbeeld uit de voorbereidingsavonden voor het Vormsel zullen enkele ouders bereid zijn, om een volgend jaar als vrijwilliger mee te doen. Onder de 'nieuwe katholieken' zullen er velen zijn die ook als vrijwilliger actief willen zijn. Onder de nieuwe vrijwilligers zullen er velen zijn die zich alleen voor een korte periode willen binden of voor een bepaald project. Maar waarom zouden we niet ook blij zijn met deze beperkte inzet?
In de dekenaten worden de eerste stappen gezet, om parochies bijeen te brengen in parochieverbanden. Dat geeft schrikreacties: moeten we in zo'n groot verband samenwerken? Vooral op het platteland en in diasporagebieden kunnen de afstanden groot zijn. Kunnen we dit nog wel overzien? Op grote afstand ken je elkaar niet meer. Het dreigt allemaal anoniem te worden, weinig persoonlijk.
Dezelfde verschijnselen en kritieken zie je ook bij gemeentelijke herindelingen. Maar ook in het hele maatschappelijke leven. Kleine winkels in de wijk of in het dorp verdwijnen voor grote supermarkten. De kleine postagentschappen verdwijnen. De kleine ziekenhuizen zijn al verdwenen. Ook voor veel vrijetijdsactiviteiten kunnen we niet meer in eigen wijk of dorp terecht. Denk maar aan sport, muziek en andere culturele zaken. Voor werk en school moeten vaak hele afstanden overbrugd worden.
In kleine dorpskernen zijn vrijwel alle voorzieningen verdwenen op de kerk en de basisschool na. En zou de kerk dan ook moeten verdwijnen? Deze vraag moeten we duidelijk met "Nee!" beantwoorden. Als eerste doelstelling zullen we ons moeten inzetten om de nabije presentie in de wijk of in het dorp te bewaren en verder te ontwikkelen. In mijn schets 'Waarheen zijn wij op weg?' noem ik de PRESENTIE als eerste (Analecta 2001 pag. 145-147).
Maar met het benadrukken van de onvervangbaarheid van deze nabije presentie, moeten we ook constateren dat de afzonderlijke parochies niet alle taken in hun eentje kunnen volbrengen. Te denken valt aan het werven en vormen van het vrijwilligerskader. Nu al klinkt in veel parochies de klacht dat vrijwilligers vergrijzen en dat het moeilijk wordt om nieuwe vrijwilligers te werven. Om een voorbeeld te noemen: de taken van parochiebestuur en PCI-bestuur worden zo ingewikkeld, dat het steeds moeilijker wordt om in elke parochie voldoende deskundige kandidaten te vinden. Het probleem van tekort aan vrijwilligers wordt nog nijpender, als we nieuwe missionaire taken op willen pakken. Een parochie is in haar eentje niet in staat, om een werkgroep op te richten voor mensen die interesse hebben voor de katholieke kerk, om werkgroepen te vormen voor catechetische voorbereiding van doopouders, van ouders bij eerste Communie en Vormsel, van mensen die willen gaan trouwen, om leerhuisactiviteiten te ontwikkelen. Niet elke parochie is in haar eentje in staat om diaconale groepen te bemensen. Geen parochie is in haar eentje in staat om al dele vrijwilligers de nodige inspiratie, vorming en training te geven.
Dit alles is alleen mogelijk als parochies samenwerken en over eigen grenzen heen willen kijken. Net als bij andere activiteiten in het maatschappelijk leven zullen hiervoor grotere afstanden overbrugd moeten worden. Maar net als bij die andere activiteiten zullen we merken, dat er over parochiegrenzen heen nieuwe persoonlijke contacten ontstaan, nieuwe kleine groepen. Waarin mensen zich thuis voelen en zich gekend weten.
Afzonderlijke parochies kunnen slechts een beperkt liturgisch aanbod doen. Door een gebrek aan priesters en aan kerkgangers zal her niet meer mogelijk zijn om in elke kerk elke zondag de Eucharistie te vieren in een goedgevuld kerkgebouw. Daarnaast is er een veelheid van wensen, waaraan elke parochie afzonderlijk niet kan voldoen. Sommigen houden meer van een volkse nabije liturgie, anderen hebben een voorkeur voor een meer plechtige liturgie, voor een gregoriaanse liturgie, voor een jongerenmis of een gezinsviering. Weer anderen laten hun keuze bepalen door de voorganger..In feite zien we al dat velen voor de deelname aan de liturgie de parochiegrenzen overschrijden.
We kunnen ons de vraag stellen of het bij gelegenheden niet zinvol is, om met de parochies in het parochieverband samen te vieren. Ik denk bijvoorbeeld aan de viering bij opening of sluiting van het seizoen, bij gemeenschapsfeesten als processies of schuttersmis, bij grote feestdagen als Witte Donderdag, Pinksteren, een Volkskerstzang, bij een Vormselviering, enz. Daarnaast valt te denken aan nieuwe vormen van liturgie: een Vesperviering, een diaconaal avondgebed, een meditatiedienst, een Taizeviering, enz.
Als parochies samenwerken, kan het liturgisch aanbod groter zijn en kan ook de kwaliteit van de vieringen beter behartigd worden. Geleidelijk aan zullen mensen zich in meer kerkgebouwen thuis voelen. Dat lijkt mij een goede ontwikkeling, zeker als dit samengaat met persoonlijke contacten tussen vrijwilligers in het parochieverband. De schaalvergroting ligt dan in de lijn van het groter leefgebied, dat we ook in de maatschappelijke ontwikkelingen zien. Tegelijk kan de grootschaligheid de nabije presentie in en rond de parochiecentra bevorderen.
Het is een primaire reactie. Zo gauw de woorden samenwerken in een breder parochieverband vallen, reageren velen: "Ja, maar dan verliezen we onze eigen identiteit. En die willen we graag houden!"
De eigen identiteit van een parochie wordt als een kostbaar goed beleefd. Als je verder vraagt: waarin bestaat jullie identiteit? blijkt het moeilijk deze precies te verwoorden. Het heeft te maken met beleving van 'eigen nestgeur', het ons-kent-ons, de onderlinge vertrouwdheid. Het is de gewoontevorming van: zó gaan we hier met elkaar om, zó doen we het hier. Het kan zitten in de eigen aard van het kerkgebouw, de wijze waarop liturgie gevierd wordt, de aandacht voor diaconie of leerhuisactiviteiten. Soms vinden mensen deze identiteit zó belangrijk, dat ze na een verhuizing trouw blijven aan de 'eigen parochie'. Een groeiend aantal mensen voelt zich niet betrokken bij de parochie waarin ze wonen. Ze kiezen bewust de parochie waar ze zich thuis voelen.
Eigen identiteit is een kostbare gave. Een gave zó kostbaar, dat je haar niet alleen mag willen behouden, maar ook verder moet ontwikkelen. Samenwerken van parochies hoeft niet bedreigend te zijn voor eigen identiteit, maar kan deze juist bevorderen.
Dit geldt allereerst voor de 'eigen nestgeur'. Het hoort bij onze identiteit als christenen, dat we als zusters en broeders met elkaar omgaan. Dat we ons thuis voelen. Dat we elkaar nabij zijn, met elkaar vertrouwd zijn. In het grotere parochieverband moeten er meerdere ontmoetingscentra zijn: de huidige parochie of nog meer. Centra met gastvrouwen en gastheren waar je makkelijk kunt binnenlopen. Plaatsen waar wijkcontactpersonen, bezoekersgroepen en andere werkgroepen bijeenkomen. Ruimtes waar je samen kunt komen voor bezinning en gebed.
Verder is het belangrijk dat elke parochie zich bezint op haar eigen identiteit. Wat zijn de belangrijkste kenmerken van onze identiteit? Wat zijn onze zwakke kanten? Waar zijn onze blinde vlekken? Met onze sterke punten kunnen we iets betekenen voor onze buurtparochies. Voor onze zwakke kanten kunnen we wellicht een beroep doen op onze buren. Bijvoorbeeld een parochie met een mooi kerkgebouw en een daaraan aangepaste klassieke liturgie kan ook mensen van elders aantrekken, zonder dat sprake is van concurrentie. In een ander kerkcentrum kunnen gezinsliturgie of jongerenvieringen meer tot ontwikkeling komen. In een ander centrum worden meer diaconale initiatieven ondernomen. Het ene centrum leent zich meer voor oecumenische activiteiten, het ander meer voor interreligieuze ontmoetingen. Het ene centrum is sterker in leerhuisactiviteiten, het andere meer in trek bij jongeren. In elk centrum hoeft niet alles te gebeuren. Elk heeft de kans om de eigen sterke kanten, de eigen identiteit verder te ontplooien en te profileren.
Samenwerken vraagt wèl dat we verder dan eigen grenzen kijken. We kunnen ons niet langer opsluiten binnen de eigen vertrouwde groep. We zullen in gesprek moeten gaan met mensen van andere parochies. We zullen contacten moeten zoeken met mensen, die niet tot de vertrouwde kerkgangers behoren. Maar het is goed ons de vraag te stellen: hoort dit niet wezenlijk bij onze identiteit als christengemeenschap? Hoort het niet bij onze identiteit dat we contacten hebben buiten onze parochiegrenzen? Hoort het niet bij onze identiteit dat we missionair zijn? We zien dit in de jonge christengemeenschappen, die we tegenkomen in de Handelingen van de Apostelen en in de brieven van de apostelen. We kunnen ons spiegelen aan de Kerk van het begin. Hier steunen we op een diepere laag in onze identiteit. Onze eigen identiteit gaat verder dan onderlinge verschillen en eigen karaktertrekken. Voor de ontplooiing van eigen identiteit is het goed ons regelmatig de vraag te stellen: wat hoort ten diepste bij onze identiteit als christenen? Zijn we volgelingen van Jezus Christus? Is Zijn Evangelie in onze gemeenschap de levensbron? Krijgt de Heilige Geest onder ons de ruimte? Zijn we onszelf genoeg of leven we van onze verbondenheid met de verrezen Heer? Is het ónze Kerk of Kerk van de Heer? Stilstaan bij de wortels, de bronnen van onze identiteit geeft ruimte om eigen identiteit te behouden en te ontplooien.
Eind 2003 is er een meditatief gebedenboek verschenen 'Bidden om te leven'. Het boek is samengesteld door ons centrum diakonaat Dijnselburg. In dit gebedenboek is er voor elke dag een gebedsdienst met openingsgebed, psalm, schriftlezing, eigentijdse lezing, lied, voorbede en slotgebed. De teksten en vooral de eigentijdse lezing hebben een diaconaal karakter: als een uitnodiging aan diakens en allen die in de diaconie werken, om biddend en bezinnend stil te staan bij onze diaconale opdracht.
Het gebedenboek kan individueel gebruikt worden, maar ook heel goed in een groep. Het kan goed gebruikt worden bijvoorbeeld aan het begin van vergaderingen van diaconale beraden en werkgroepen. Dit gebedenboek kan wellicht ook inspiratie bieden voor grotere vieringen met een diaconaal karakter. Zo kennen we in een aantal parochies de gewoonte om 'sobere maaltijden' te houden in het kader van de Vastenaktie of van Solidaridad. Dergelijke diaconale vieringen zouden ook gehouden kunnen worden bijvoorbeeld tijdens de vredesweek, de week voor de migranten, de werelddag voor de zieken, voor de armoede, de dag van de arbeid. Als er in de parochie een week of dag voor diaconie gehouden wordt, zou er in dit kader ook een diaconale viering kunnen zijn bijvoorbeeld over de zeven werken van barmhartigheid. Te denken valt ook aan de mogelijkheid, om ruimte te bieden voor bezinning en gebed na een ramp of na een daad van 'zinloos geweld'. Waarom zouden wij het aan de burgerlijke overheid overlaten, om in deze gevallen enkel seculiere vieringen te organiseren?
Het ligt voor de hand, dat diakens, werkers met het profiel diaconie en diaconale beraden en werkgroepen hiertoe het voortouw nemen. Er liggen hier kansen voor oecumenische samenwerking en soms ook voor interreligieuze samenwerking. Het zijn vaak vieringen, die voor het hele parochieverband georganiseerd kunnen worden. Juist in de diaconie is het belangrijk, dat we over eigen grenzen heen leren kijken. Diaconale vieringen kunnen laten zien, dat diaconie meer is dan een hobby van enkelen of een vorm van maatschappelijk werk. In deze vieringen brengen we diaconale situaties biddend voor God. Luisterend naar de Schrift kunnen we op het spoor komen van vragen als: wat vraagt God van ons in deze situatie? Hoe kunnen we hier als christenen zout en licht zijn? Wat is hier onze roeping als christen? Hoe kunnen we in deze volgelingen van Jezus zijn?
In de Schrift zijn er talloze teksten die spreken van Gods zorg voor mensen in nood, met name voor de weduwen en wezen en voor de vreemdelingen. Ook het leven van Jezus geeft vele voorbeelden van zijn zorg voor zieken en voor allen die op enigerlei wijze gewond waren. Hij laat ook zien, hoe je geweldloos om kunt gaan met onrecht en geweld van gezagsdragers. Hij stond niet boven mensen in nood, met een soort neerbuigende liefdadigheid. Hij wist zich deelgenoot in alle menselijke nood. Hij was de Heer, toch is Hij niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen. Hij wist zich Dienaar, die als een slaaf de voeten van zijn leerlingen waste, die als een slaaf stierf aan het kruis. Met de parabel van de barmhartige Samaritaan geeft Hij een mooie karakteristiek van zichzelf.
Voor ons christenen lijkt het me van wezenlijk belang, dat we ons telkens opnieuw dit beeld van Jezus voor ogen houden. Telkens weer zijn uitnodiging 'volg Mij' te horen en op ons in te laten werken. Telkens weer Hem te bidden om de Heilige Geest als Helper, die ons met zijn licht kan laten zien, waar het op aan komt. Bidden dat de Geest ons de inspiratie en de kracht mag geven, om werkelijk in het voetspoor van Jezus te gaan. In de huidige liturgie, ja in de meeste vormen van pastoraat en pastoraal overleg zijn we vaak uitsluitend 'binnenkerkelijk' bezig. De hele maatschappelijke werkelijkheid, waarin we leven en werken, komt nauwelijks aan bod. Diaconale vieringen brengen deze seculiere werkelijkheid in onze biddende aandacht. Biddend en bezinnend kunnen we onderscheiden, wat de Geest ons te zeggen heeft in de maatschappelijke ontwikkelingen. We leren niet alleen, hoe we volgelingen van Christus kunnen worden, maar ook hoe we in de diaconie Christus zelf kunnen ontmoeten. Denk maar aan Matteus 25: "Alles wat je voor één van deze minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan".
In het voorbije werkjaar heb ik een aantal artikelen geschreven over de hobbels en weerstanden, die we onderweg naar 2010 tegenkomen, als we willen toe groeien naar een nieuw missionair parochiepastoraat. Het riep bij een aantal mensen de reactie op: als er zoveel weerstanden zijn, waar beginnen we dan aan? Kun je niet beter positief aangeven, waarom het zo aantrekkelijk is, samen op weg te gaan naar 2010? Wat voor kansen en mogelijkheden liggen er om te getuigen van de Blijde Boodschap die ons door de Heer heeft toevertrouwd? Ik wil de komende tijd graag op deze vragen ingaan. Ik ben ervan overtuigd dat er veel meer positieve kansen zijn dan weerstanden en hobbels. Als we deze positieve kansen zien, wordt het ook de moeite waard om de weerstanden te overwinnen. In dit 'Torontonummer' wil ik stilstaan bij de kansen voor het jongerenpastoraat.
In elke parochie komt telkens de vraag terug: hoe krijgen we contact met jongeren? In de tijd van de basisschool en rond het sacrament van her H. Vormsel is er contact met een grote groep jongeren. Maar daarna blijft er weinig contact over. Veel parochies hebben een groep acolieten. In een aantal parochies is er een jongerenkoor, veelal geworden tot een 'jongvolwassenenkoor'. Maar hoe bereik je al die andere jongeren? Deze vraag wordt vaak gesteld met een gebaar van onmacht: we willen wel, maar we weten niet hoe het aan te pakken.
Het gevoel van onmacht zal in de meeste parochies blijven, als ze het in hun eentje willen oplossen. Want niet elke parochie kan voldoende enthousiaste en bekwame vrijwilligers vinden, om het jongerenpastoraat op te zetten. Niet elke parochie heeft geschikte ruimte, waar jongeren zich thuis voelen. Niet elke parochie zal voldoende respons van jongeren krijgen, die op een aanbod in willen gaan. Zo blijven we zitten met gevoelens van onmacht.
Maar waar afzonderlijke parochies niet kunnen, wordt mogelijk als parochies gaan samenwerken. In een breder parochieverband wordt het wel mogelijk om een aantal goede vrijwilligers te vinden. In een parochieverband kan er vast wel een ruimte gevonden worden die geschikt is voor jongeren. Vaak zal er in een parochieverband al een parochie zijn, waar jongerenpastoraat tot ontwikkeling gekomen is. De andere parochies hoeven dit niet over te nemen, maar kunnen zich daarbij aansluiten. Voor de jongeren is dit geen probleem, die kennen geen parochiegrenzen. In het dagelijks leven van school, sport en ontspanning, van vriendenclubs en gsm-contacten, overschrijden ze voortdurend de grenzen van de eigen wijk, waar ze wonen.
Binnen een parochieverband kan een kerkcentrum een eigen identiteit profileren als centrum van jongerenpastoraat binnen het parochieverband. In dit centrum is er ruimte, waar jongeren zich thuis voelen en waar verschillende activiteiten met jongeren ontwikkeld kunnen worden. De kerkruimte van dit centrum kan ook de plaats zijn waar regelmatig de liturgie gevierd wordt met het jongerenkoor. Te denken valt ook aan meditatieve vieringen volgens Taize.
In feite zien we al hoe een aantal buurtparochies heeft samengewerkt om jongeren uit te zenden naar Rome en Toronto voor de Wereldjongerendagen. Men heeft samen een voorbereidingsprogramma opgezet, niet alleen inhoudelijk maar ook met allerlei sponsoractiviteiten, om deze reizen financieel mogelijk te maken. Ook na Rome en Toronto blijven de deelnemende jongeren samenkomen. We zijn van plan om op bisdomniveau regelmatig jongerenbijeenkomsten te organiseren zoals Expedition voor vormelingen en samenkomsten van Toronto-gangers. Andere initiatieven zijn in de maak. Deze activiteiten worden georganiseerd om impulsen te geven aan het jongerenpastoraat in de parochies. Een centrum voor jongerenpastoraat in het parochieverband kan een goede plaats zijn waar met deze impulsen vruchtbaar kan worden gewerkt.
In het zojuist verschenen Informatieboekje Jongerenpastoraat 2002-2003 met als titel 'Jan en alleman' ter nagedachtenis aan 'jongerenbisschop' Jan Niënhaus, wordt een overzicht gegeven van alle centra van jongerenwerk en jeugdpastoraat. Wat zal het goed zijn als in het Informatieboekje van 2010 ook vermeld kan worden dat er in ons bisdom 45 parochiële centra zijn voor jongerenpastoraat. Bisschop Niënhaus zou hiervoor tekenen.
Als we samen op weg gaan, kan dat ook gevolgen hebben voor onze kerkgebouwen. Deze kerkgebouwen zijn gebouwd voor het parochiemodel, dat aan het verdwijnen is. We hadden grote kerkgebouwen nodig om de vele kerkgangers te herbergen. Naast de kerk stond een grote pastorie, een waardig onderkomen voor de pastoor en zijn kapelaan(s). In het kerkgebouw lag het centrum in het priesterkoor met bet hoofdaltaar, de plaats van het Allerheiligste. Het priesterkoor mocht alleen betreden worden door de priester, de koster en de misdienaars. In de vorige eeuw is er een liturgische beweging ontstaan, die actieve deelname van alle gelovigen in de liturgie wilde stimuleren. In deze lijn heeft het Tweede Vaticaans Concilie gesteld dat heel de gemeenschap liturgie viert. Niet alleen de priester en de misdienaars, maar heel de gemeenschap viert de Eucharistie.
In de jaren na het Concilie zijn de kerkgebouwen aangepast aan deze nieuwe ontwikkeling. De afstand tUssen priesterkoor en het schip van de kerk werd kleiner gemaakt en het altaar werd omgekeerd, zodat priester en volk op elkaar gericht werden. Het priesterkoor werd het liturgisch centrum, waar naast priester en misdienaars ook plaats is voor acolieten, lectoren, cantor en koor. Vrijwel alle kerkgebouwen van ons bisdom zijn aangepast aan de eisen van deze liturgische vernieuwing. De St. Jozefkerk te Achterveld behoort tot de laatste, maar zeker niet tot de minste. De verbouwing is bijzonder goed geslaagd en doet ook de stijl van het gebouw nag beter uitkomen.
Door de vermindering van het aantal kerkgangers zijn veel kerkgebouwen te groot geworden. Tegelijk kreeg men meer behoefte aan kleinere ruimtes voor de vele werkgroepen van vrijwilligers, voor het pastoraal team, voor de vergaderingen en voor een secretariaat. In veel parochies is in de afgelopen jaren de pastorie geheel of gedeeltelijk omgebouwd tot parochiecentrum. Dat zien we bijvoorbeeld in Achterveld: de pastorie is afgebroken en in plaats daarvan staat er nu een parochiecentrum met veel mogelijkheden.
In de Henricusparochie te Amersfoort heeft men de oplossing gezocht in de verbouwing van het kerkgebouw. Een gedeelte is de liturgische ruimte voor de vieringen. De rest van het gebouw is verbouwd tot verhuur aan andere wijkvoorzieningen. Tegelijk werden in pastorie en kerkgebouw kleine ruimtes gereserveerd voor het parochiecentrum.
Voor het parochiepastoraat op weg naar 2010 kunnen we verwachten dat er meer oplossingen gezocht moeten worden als in de Henricusparochie. Nu stond de Henricusparochie alleen met de vraag hoe tot een goede aanpassing te komen. In de toekomst kan deze vraag bekeken worden binnen een groter parochieverband. De vraag is dan niet meer: moet ons gebouw weg of aangepast worden? Maar de vraag wordt: welke van onze kerkgebouwen moeten verdwijnen of aangepast worden?
In elk parochieverband zullen er grote kerkgebouwen moeten zijn om vieringen met grote aantallen kerkgangers mogelijk te maken. Bovendien betreft het veelal monumentale gebouwen die ook kunnen dienen voor veel andere pastorale activiteiten voor voorbijgangers. In Duitsland spreekt men van passantenpastoraat. Naast de grote kerkgebouwen zullen er in een parochieverband veel kleinere centra nodig blijven om een pastoraat van nabijheid te kunnen realiseren. Er zullen centra nodig zijn voor de werkgroepen, voor het pastoraal team, voor gastvrij ontvang en ook voor gebedsruimte voor prive-gebed en voor vieringen in kleinere groepen. Veelal zal niet de vraag zijn: Welke kerkgebouwen moeten verdwijnen? Maar veeleer de vraag: hoe kunnen we een aantal kerkgebouwen verkleinen of vervangen door kleinere centra?
We zingen graag: "Breek uw tent op, ga op reis naar het land dat Ik u wijs." De woorden "Breek uw tent op" wil ik verstaan als uitnodiging om onze gebouwen aan te passen of af te stoten, om samen op weg te gaan naar het land dat ons gewezen wordt. Dit "opbreken" is een uiterst gecompliceerd werk, waarbij veel emoties worden opgeroepen. Toch is het "opbreken" noodzakelijk, willen we verder op weg naar 2010. Naarmate het meer zichtbaar wordt welke kansen en mogelijkheden de aangepaste gebouwen kunnen bieden voor het vernieuwend parochiepastoraat, zullen we onszelf en anderen meekrijgen om samen op weg te gaan.
We zien het aantal kerkgangers kleiner worden. Het aantal priesters wordt minder. Er zijn veel vrijwilligers, maar die beginnen steeds grijzer te worden. Er komen weinig jongeren bij onder de kerkgangers en vrijwilligers. In ons bisdom kunnen we ongeveer 10% van de gedoopten onder de vrijwilligers rekenen, 20% onder de kerkgangers. Velen vragen zich bezorgd af: hoe krijgen we de jongeren in de kerk? Heeft de kerk nog wel toekomst?
We zien het minder worden en toch besteden we vrijwel alle energie aan de kleiner wordende groep kerkgangers. We zijn voortdurend met elkaar bezig. Dat is belangrijk. En laten we ons wekelijks inspireren om de H. Schrift en om de viering van de Sacramenten. Maar de vraag is of dat genoeg is. Jezus heeft ons gestimuleerd om licht te zijn voor anderen, om in onze samenleving als zout of als licht te zijn. Hij heeft ons de opdracht gegeven, om het Evangelie te verkondigen aan alle volkeren. De Blijde Boodschap is niet alleen bedoeld voor die 20% kerkgangers, maar ook om de 80% die niet regelmatig in de kerk komen. Ook voor mensen in onsland, die nooit bij een kerk behoord hebben. De verrezen Heer zendt zijn leerlingen naar alle mensen. Voor het gezonden worden gebruiken we gewoonlijk het woord 'missie' in de kerk, de parochie heeft een missie, moet missionair zijn. Tot voor kort gebruikten we het woord 'missie' voor de verkondiging van het geloof in derde wereldlanden. En de Nederlandse kerk heeft veel missionarissen - mannen en vrouwen - uitgezonden. Deze missionarissen konden en kunnen rekenen op veel steun van het thuisfront. Het lijkt me tijd te worden, om het woord 'missie' ook te gebruiken voor ons eigen land: elke parochie moet missionair zijn in eigen omgeving. We mogen onze aandacht niet beperken tot de 20% kerkgangers. Ook voor die andere 80% moeten we aandacht hebben, we hebben een Blijde Boodschap voor alle mensen.
Er zijn veel kansen voor parochies om missionair te zijn. Enquetes wijzen uit, dat in Nederland het aantal kerkgangers daalt, maar het aantal gelovigen stijgt. Enkele parochies in ons bisdom hebben een onderzoek gehouden onder de 80%. Het blijkt dat deze mensen niet het verlangen hebben, wekelijks in de kerk te komen. Maar ze hebben wel veel andere vragen aan de parochie, ze willen een viering bij bijzondere gelegenheden, ze willen zo maar eens een kerk binnenlopen voor een moment van stilte. Ze hebben behoefte om bezig te zijn met zinvragen: waar leef ik om? Geld alleen maakt niet gelukkig, maar maakt onswel gelukkig? Er leven zoveel vragen, dat we met Jezus kunnen zeggen: de velden staan rijp voor de oogst!
Veel parochies hebben al de ervaring, dat er meer mensen komen bij bijzondere vieringen als gezinsmis of jongerenmis of op de grote feesten. Waar kerken geheel of gedeeltelijk open zijn, komen veel mensen binnen. Bij bijzondere gelegenheden als Doopsel, eerste H. Communie en Vormsel stellen de meeste ouders (ook onder die 80%) het op hoge prijs, als ze deel kunnen nemen aan enkele bezinningsavonden. De oorspronkelijk Sallandse cursus "geloven nu" mag zich in een grote belangstelling verheugen. Ook de Alpha-cursus en andere cursussen, om een eerste kennis van ons geloof over te dragen, trekken veel belangstellenden. Er zijn velen die katholiek willen worden.
Er valt veel 'missiewerk' te verrichten. Het is duidelijk dat geen enkele parochie dit alIen op haar eentje kan doen. Daarom is het belangrijk, dat parochies samenwerken. Ze kunnen dan onderling bekijken, waar bij elke parochie de zwakke en sterke kanten liggen, wat elke parochie ook namens de andere zal aanpakken, wat parochies samen kunnen opzetten. Zo kunnen parochies elkaar helpen, om vitale geloofsgemeenschappen te worden met uitstralingskracht.
We zijn niet alleen Christen, als we als vrijwilliger parochie-aktiviteiten verrichten. We zijn ook Christen in het gezin, in de buurt, op bet werk, onder vrienden en kennissen. Daar ontmoeten we velen, die weinig of geen band met de kerk hebben. Door ons gedrag en om onze wijze van spreken kunnen we daar zijn als licht of als zout. Lange tijd voelden velen een gene, om te laten merken dat ze katholiek waren. En men schrok ervoor terug, om het geloof ter sprake te brengen. Langzamerhand leggen katholieken hun schroom af en durven zij er weer voor uit te komen. Toch schrikken velen ervoor terug om van hun geloof te getuigen. Bij het woord 'getuigen' denkt men aan methodes van Jehova-getuigen en daar heeft men terecht een afkeer van.
Maar in onderlinge gesprekken kan het voorkomen, dat men uitgepraat is over de auto, over vakanties en sport, over politiek. Er zijn gelegenheden, om over meer diepere zaken van het leven te praten. Dan is er ook ruimte om te vertellen, wat het voor jou betekent, dat je gelooft welke waarde Jezus en zijn Evangelie voor jou hebben. Vandaag wordt er in bet publiek debat veel gediscussieerd over normen en waarden. Wij kunnen inbrengen, wat voor ons als katholieken de belangrijkste waarden zijn, welke normen het algemeen welzijn dienen. Onze bisschop, Kardinaal Simonis, heeft hierover voor de Advent een mooie brief geschreven. Het is goed, om over deze brief ook onderling te praten. Dit kan ons helpen, om elders goede gesprekken te kunnen hebben. We kunnen dan een positieve invloed hebben op de publieke opinie en een heilzame betekenis hebben voor onze samenleving.
Het gaat goed met het parochieblad. In vrijwel elke parochie verschijnt er regelmatig een parochieblad. Er wordt veel aandacht en zorg aan besteed. Veel parochies kunnen terecht trots zijn op de fraaie vormgeving van het parochieblad. Doorgaans heeft het parochieblad een veel wijder bereik dan de kerkgangers. Ook onder mensen die niet regelmatig op zondag naar de kerk gaan, wordt het parochieblad veel gelezen. Het parochieblad biedt goede kansen voor missionair pastoraat, om ook de "80%" te bereiken.
Als parochies gaan samenwerken in een parochieverband kunnen de kansen voor het parochieblad nog beter benut worden. Het is mogelijk om te komen tot één gezamenlijk parochieblad voor het parochieverband. Hierdoor kan op de eerste plaats het aantal vrijwilligers, die zich nu met de parochiebladen bezig houden, worden ingekrompen: de meest deskundigen blijven over. Verder kan de vormgeving verbeterd worden. Je kunt gewoon de beste lay-out kiezen, die er in een parochieverband aanwezig is, of een nog betere vormgeving kiezen. Bij verdere samenwerking kan elke parochie eigen identiteit verder ontwikkelen en hoeft dus niet meer 'alles' te bieden. In het gezamenlijk parochieblad kunnen mensen breder geïnformeerd worden over alle activiteiten in het parochieverband.
Het lijkt me belangrijk voor het parochieblad om zich uitdrukkelijk te richten op allen die niet tot de wekelijkse kerkgangers behoren. Het betekent bijvoorbeeld dat de berichtgeving over vieringen zo moet zijn, dat deze ook informatief is voor betrekkelijke buitenstaanders. Dus niet alleen tijd en plaats aangeven, maar ook: welke soort viering, wat is het thema? Wie zijn de voorgangers? Wie verzorgt de verkondiging? Welk koor doet mee? Hetzelfde geldt voor informatie over activiteiten voor catechese en bezinning, rond diaconie en onderling contact.
Naast informatie over activiteiten is het goed, dat er ook teksten opgenomen worden die uitnodigen tot bezinning thuis. De parochiebladenservice reikt hier regelmatig materiaal voor aan. U kunt ook literatuurtips geven of wijzen op belangrijke evenementen buiten het parochieverband. Mogelijk kunnen er gebedsteksten worden opgenomen voor gebruik in de huiselijke kring. In parochies, waar men zich met het parochieblad richt op een ruimere doelgroep, ontstaat de behoefte om wekelijks een eenvoudig kerkblaadje te verzorgen met mededelingen, die alleen voor de kerkgangers interessant zijn.
Voor de ruimere verspreiding van het parochieblad kan gebruik gemaakt worden van het adressenbestand, dat dank zij de SILA up to date kan blijven. Het is ook aan te bevelen,dat er exemplaren om mee te nemen liggen op de lectuurtafel in de kerk en in de stilteruimte voor bezinning en gebed. Het valt af te spreken dat er ook exemplaren van het parochieblad liggen in de openbare bibliotheek, in de wachtkamer van huisartsen, tandartsen en fysiotherapeuten, bij de kapper en op andere plaatsen, waar mensen moeten wachten.
Het valt te overwegen om de gegevens van het parochieblad op internet te zetten. In een aantal parochies en parochieverbanden verzorgt men al een parochiële website. Met name voor nieuwkomers van elders blijkt dat vaak het eerste contact met de parochie te zijn.
Langs deze wegen bereiken we velen, die niet tot de vaste kerkgangers behoren. Anderzijds vallen de effecten hiervan moeilijk te meten. Wat het allemaal in mensen uitwerkt, het meeste daarvan zullen we nooit te weten komen. Het is als in de parabel van de zaaier, die zijn zaad uitzaait op de weg, tussen distels en doorns en op vruchtbare grond. Als zaaiers moeten we de schatten van de blijde boodschap blijven uitzaaien in het vertrouwen dat ze af en toe in goede aarde vallen.
Eén van de verheugende vruchten van het Tweede Vaticaans Concilie is het gegeven dat de Heilige Geest en het werken van Gods Geest meer onder de aandacht gekomen is. Het is de Geest immers, die leven geeft. De Geest kan vruchtbaar maken wat dor en droog was. De Geest kan soepel maken wat was verstard. De Geest kan verwarmen, wat kil is geworden. Het vuur van de Geest geeft leven en enthousiasme aan de geloofsgemeenschap.
Vóór het Concilie werden de priesters de geestelijken of de geestelijkheid genoemd. Zij waren de bron van geest in de kerkgemeenschap. Het Concilie heeft opnieuw geleerd, dat allen die gedoopt en gevormd zijn, dragers zijn van de Heilige Geest. Niet alleen priesters, allen ontvangen geestesgaven. Niet alleen aan ouderen, ook aan jongeren op weg naar volwassenheid wordt de H. Geest gegeven. Door deze hernieuwde ontvankelijkheid voor de Heilige Geest heeft het sacrament van de Heilige Geest, het Heilig Vormsel aan betekenis gewonnen.
Er wordt veel zorg en aandacht besteed aan de voorbereiding van de vormelingen. De viering van het Heilig Vormsel is een feest in de parochie en in de gezinnen. De laatste jaren zien we bovendien een toenemende belangstelling van de ouders bij de voorbereiding op het vormsel. Vroeger was er veelal één ouderavond, waar praktische afspraken werden gemaakt over de viering van het vormsel. Er kwam dan een klein groepje moeders. Momenteel zijn er in een aantal parochies meerdere avonden voor ouders waar ze vrijwel allen aanwezig zijn.
Om deze tendens te stimuleren geven we binnenkort een pastorale handreiking uitgegeven over het Vormselpastoraat. Voorbereiding en viering van het H. Vormsel geven namelijk goede kansen om te komen tot missionair pastoraat.
De belangstelling voor voorbereidingsavonden leeft niet alleen bij de vaste kerkgangers maar ook bij andere ouders. Het vormsel van hun kinderen is voor hen de aanleiding om zich de vragen te stellen: wat betekent geloven voor ons? Hoe speelt de Heilige Geest in ons leven? Wat willen we onze kinderen aan geloof meegeven? Zo ontstaat er op voorbereidende avonden een unieke kans om vaste kerkgangers en anderen met elkaar in gesprek te brengen. Ze kunnen elkaar vertellen, wat geloven betekent in hun leven, op welke moeilijkheden ze stuiten en welke levenstekenen van de Geest men bij elkaar bespeurt.
In een aantal vormselprojecten zijn ook gezamenlijke avonden van ouders met hun kinderen voorzien. Of aan een aantal ouders wordt gevraagd, om enkele keren met een klein groepje vormelingen als gastouders in gesprek te zijn. Dit geeft ouders en hun kinderen een goede kans om te leren om met elkaar te praten over belangrijke waarden in het leven. Ook om met elkaar te praten over de betekenis van het geloof.
De kinderen komen op een leeftijd dat ze kritisch gaan staan tegenover alles wat ze als kind hebben meegekregen, ook tegenover het geloof. Via kerk en school verminderen vaak de contacten. Juist in deze periode is de omgang met de ouders veelal het voornaamste contact, dat de kinderen met de kerk hebben. Voor ouders is het dan niet alleen belangrijk, dat ze het leven in liefde en geloof voorleven. Het is ook van belang dat ze met hun kinderen over het geloof kunnen praten. Niet om het geloof dwangmatig op te leggen, maar om in open dialoog van hun geloof te getuigen. Via de ouders hebben hun kinderen een intensief contact met de kerk.
In veel parochies worden er na het vormsel bijeenkomsten voor jongeren georganiseerd. Ook op deze wijze kan er een band met elkaar en met de kerk blijven. Voor dit jongerenpastoraat liggen er kansen tot samenwerking in parochieverband. Vanuit het bisdom stimuleren we het contact met jongeren rondom het Vormsel met de jaarlijkse manifestatie Expedition in Zutphen. Dit jaar op 17 mei met het thema 'Nrgie'.
De nieuwe pastorale handreiking voor het Vormselpastoraat geeft eerst een bezinning op de betekenis van de Heilige Geest in het leven van de kerkgemeenschap en in ieders persoonlijke leven. Vervolgens worden er catechetische suggesties gegeven voor de voorbereiding van ouders en hun kinderen. Tenslotte worden er suggesties gedaan voor een feestelijke viering van het Heilig Vormsel. Als we ontvankelijk zijn, krijgt de H. Geest veel kansen, om nieuw leven en nieuw enthousiasme in de locale geloofsgemeenschappen te wekken.
In de vernieuwing van het parochiepastoraat is het telkens terugkerend thema, dat we willen toegroeien naar missionair pastoraat. Het wil zeggen, dat we onze aandacht niet alleen beperken tot de kerkgangers, maar tot alle mensen. Het Evangelie van Jezus Christus wil immers een blijde boodschap zijn voor alle mensen. Van een gesloten parochie moeten we groeien naar open geloofsgemeenschappen. Deze uitdaging om 'open' te zijn slaat ook heel letterlijk op het kerkgebouw. Buiten de vieringen waren onze kerkgebouwen op slot. Dat had goede redenen, om vandalisme of diefstal te voorkomen. Bovendien was er weinig of geen behoefte, om buiten de vieringen om de kerk te bezoeken. Een uitzondering vormden enkele toeristisch aantrekkelijke kerken.
Hierin is de laatste jaren verandering gekomen. Er blijken steeds meer mensen te zijn, die graag temidden van de daagse beslommeringen even een moment van stilte en gebed willen hebben. Onder hen zijn er velen, die niet tot de vaste kerkgangers behoren. In ons vaak jachtige leven met voortdurend lawaai om ons heen verlangen velen naar een oase van rust. Ze kunnen zo even op verhaal komen, even tot zichzelf komen. Ze voelen zich aangetrokken tot de sfeer van het kerkgebouw. Mogen we hierin niet een teken zien, dat ze - bewust of onbewust - even willen schuilen bij God?
Sinds de voorbereiding op het Jubeljaar 2000 hebben we van bisdomzijde de parochies uitgenodigd, om hun kerkgebouwen geheel of gedeeltelijk open te stellen voor deze zoekende mensen. Veel parochies zijn ingegaan op deze uitnodiging. Van deze parochies krijgen we de reacties, dat de open kerk regelmatig tot veel bezocht wordt. Wat dit bezoek aan de kerk voor mensen betekent, is niet te meten. We kunnen hooguit getallen meten, dit geldt overigens ook voor het bezoek aan de vieringen. Wèl kunnen we door de inrichting van de ruimte een sfeer scheppen, waardoor mensen meer ontvankelijk kunnen worden voor het geheim van hun leven, voor het geheim van God. We kunnen bezoekers daar verder mee helpen door teksten van gebed en bezinning klaar te leggen. We kunnen ze ook de gelegenheid geven, om gedachten op gebeden op te schrijven in een intentieboek.
In veel gevallen is het enkel mogelijk, een kapel of een kleine gebedsruimte open te stellen. Het kan belangrijk zijn, om dan toch de mogelijkheid te bieden dat mensen - via glas of hekwerk - toch ook het hele kerkgebouw kunnen zien. Dit geldt met name bij historische en fraaie kerkgebouwen, waar veel te zien is. Deze kerkgebouwen, met glas-in-lood ramen, met beelden en bijbelse voorstellingen, kunnen weer haar oude functie krijgen, namelijk als 'biblia pauperum', als bijbel voor de armen.
Tot aan de 20e eeuw konden de meeste mensen lezen noch schrijven. De afbeeldingen in de kerk maakten deze mensen bekend met de verhalen uit de bijbel, het mysterie van Christus en met de heiligen. Vandaag zijn er veel mensen, die arm zijn aan bijbelkennis, die arm zijn aan kennis van Christus en zijn Evangelie. De afbeeldingen in het kerkgebouw kunnen voor hen worden tot een eerste kennismaking met Christus en zijn kerk.
U kunt deze mensen helpen met eenvoudige brochures, die uitleg geven over wat er te zien is in het kerkgebouw. Ook kan het zinvol zijn, dat er regelmatig een gastvrouw of gastheer aanwezig is, die iets kan vertellen aan de belangstellende bezoekers. U kunt het eventueel nog degelijker aanpakken, om het kerkbezoek tot een schoolproject te maken. U kunt daarvoor samenwerking zoeken met het Project Stimulering Erfgoedaanbod Cultuurvouchers: www.erfgoedactueel.nl. Het kan ook simpeler. Onlangs was ik in een parochie, waar een rondleiding door de kerk al jarenlang een onderdeel is bij de Vormselvoorbereiding. Dit jaar was de rondleiding voor vormelingen en hun ouders samen. De ouders hebben er veel van geleerd.
We hebben kostbare schatten in beheer, die mensen van vandaag de weg kunnen wijzen naar God. Aan ons de uitnodiging om deze schatten niet te verbergen, maar om ze te laten zien. Dat kan een weldadige uitwerking hebben op vele mensen.
We willen groeien naar missionair pastoraat. In het pastoraat mogen we ons niet beperken tot de kerkgangers. De blijde boodschap van Jezus Christus is immers bedoeld voor alle mensen, ook voor allen in onze Nederlandse samenleving. Zoals in het begin, zo zegt de Heer tegen ons: de velden staan wit voor de oogst (Joh. 4, 35). Spontaan zou je kunnen reageren: daar heb je een groot geloof voor nodig, want daar zie je niets van, je ziet alleen dat het elk jaar minder wordt.
Maar die eerste reactie gaat niet helemaal op. Als we naar buiten kijken, dan zien we veel onverschilligheid, velen die niets van geloof of kerk willen weten. Maar we zien ook mensen, die uitgekeken zijn op onze consumptiemaatschappij Ze hebben alles en zijn toch niet gelukkig. Ze gaan op zoek naar de diepere zin van het leven. Sommigen lopen regelmatig een kerk in en worden geraakt door de sfeer en de stilte. Anderen worden ontroerd door het bijwonen van een liturgie. Sommigen hebben in het buitenland kennis gemaakt met christenen, anderen worden nieuwsgierig via een katholieke vriend of vriendin. Weer anderen gaan in op een uitnodiging tot meditatie of gesprek in een parochieblad of wijkkrant.
Langs vele wegen laten mensen zien dat ze interesse krijgen voor de kerk. Je treft ze onder jongeren en ouderen. Voor onze parochiegemeenschappen is het uiteraard belangrijk dat we openstaan voor deze mensen. Vaak zijn we zo druk met elkaar bezig, dat we geen oog hebben voor een buitenstaander. We kunnen ons de vraag stellen, in hoeverre hebben we oog voor gasten in de liturgie en in de koffie erna? Houden we rekening met hen in het parochieblad? Kunnen buitenstaanders gemakkelijk bij ons binnenkomen?
Deze open missionaire houding is de eerste stap. Vervolgens komt de vraag op: wat doen we met mensen die zich melden? Hoe laten wij ze kennis maken met het katholiek geloof? Op deze vragen worden al vele antwoorden gevonden. Een groot aantal parochies werkt met het project Geloven Nu. In ons bisdom zijn er al ongeveer 80 Geloven Nu-groepen. Deze groepen bestaan uit kerkgangers die meer van hun geloof willen weten, van herintreders en van nieuwelingen. Andere parochies organiseren jaarlijks een aantal cursusavonden om kennis te mken met het katholieke geloof. Op andere plaatsen start de parochiecatecheet jaarlijks met een groep van mensen, die bij de kerk willen gaan horen.
Het mediapastoraat heeft een heel project uitgewerkt met een zeer toegankelijk boekje van Monic Slingerland "Word toch katholiek", met een uitstekend werkboek voor geloofsleerlingen en begeleiders van Andries Govaart "Ons brood gedoopt in licht". En tenslotte met 12 uitzendingen, waarvan een videoband te bestellen is. Het adres is RKK/KRO, Amersfoortsestraat 18, 3769 AR, Soesterberg, tel. 0346-332555, email: rkkmediapastoraat@kro.nl.
Dit jaar zijn al 140 volwassenen opgenomen in de katholieke kerk. Een aantal van hen ontvangt de drie sacramenten van doopsel, vormsel en eucharistie in één viering. Anderen willen het sacrament van het H. Vormsel graag van de bisschop ontvangen. Dat kan als de bisschop of zijn plaatsvervanger in de parochie komt voor de viering van het vormsel van de jongeren. Sinds enkele jaren bedient onze bisschop het sacrament van het vormsel aan volwassenen op Pinksteren in de kathedrale kerk te Utrecht. Dit jaar waren er 18 vormelingen.
Na de opname in de kerk hebben veel 'nieuwe katholieken' de ervaring, dat er geen belangstelling meer voor ze is. Tijdens de voorbereiding en in de viering van de opname in de kerk kregen ze veel aandacht, maar daarna staan ze alleen. Er is niemand, die eens belangstellend vraagt, hoe het gaat. Niemand, die uitnodigt om mee te doen aan bepaalde aktiviteiten. Er wordt geen vervolgprogramma aangeboden voor bezinning en gesprek. Al te gemakkelijk wordt verondersteld, dat zij zich zullen gedragen als de andere kerkgangers en vrijwilligers.
Van gesloten gemeenschappen zullen we open moeten worden voor buitenstaanders, er zal een catechese ter voorbereiding opgezet moeten worden, en op de vierde plaats zal er blijvende aandacht moeten zijn voor de nieuwe katholieken. In een aantal parochies zijn al initiatieven ontwikkeld. Het is niet voor alle parochies afzonderlijk mogelijk, om hier werk van te maken, zeker niet voor de kleinere. Het zou goed zijn, als er in elk parochieverband een groep gevormd wordt die de verantwoordelijkheid krijgt om deze vier taken - openheid, catechese, viering en follow-up - te behartigen.
Per 1 maart 2003 heeft de bisschop een Diocesane Werkgroep Catechumenaat opgericht met als opdracht om initiatieven op parochieel en dekenaal niveau te stimuleren, te ondersteunen en te coördineren.
In goede samenwerking kunnen we op deze wijze ingaan op Jezus' uitnodiging: "Ga, en maak alle volkeren tot leerling; doop hen in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, en leer hun alles onderhouden wat Ik jullie geboden heb. Weet wel, Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voleinding van de wereld" (Math. 28, 19-20).
Als je in de parochie het aantal vrijwilligers bekijkt, blijkt de grote meerderheid actief in de liturgie. Een bescheiden aantal is actief op catechese-terrein. Een nog kleiner aantal is actief in de diaconie.De tijdsverdeling bij de priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers laat ongeveer dezelfde verhoudingen zien. Vrijwilligers, die in de diaconie actief zijn, klagen dat zij weinig oor vinden bij het parochiebestuur of in de liturgie. Problemen en noden in de samenleving staan niet hoog op de parochie-agenda.
Dat was voeger wel anders! Ik denk allereerst aan de duizenden religieuzen, die aanvankelijk pro Deo werkten in de ziekenzorg, in jeugdzorg en buurtwerk. Te denken valt ook aan de vele vak- en standsorganisaties. Vele daarvan hadden een parochiële afdeling, met een kapelaan als geestelijk adviseur. Er was een parochiële afdeling van de Sint Vincentiusvereniging, een parochieel armbestuur (later PCI: parochiële caritas instelling) om individuele financiële noden te lenigen. Er was gezinszorg en katholiek maatschappelijk werk. Bij priesters werd het hoog gewaardeerd als ze 'trouwe ziekenbezoekers' waren. Je kon zeggen: de parochies hadden een diaconaal gezicht. Zieken, probleemgezinnen, arbeiders en werklozen, zij voelden zich allen thuis in de kerk.
In de laatste vijftig jaar is deze situatie grondig gewijzigd. Dit hangt samen met de grote veranderingen in onze maatschappij. Veel zorgtaken werden door de overheid overgenomen. Religieuzen en vrijwilligers maakten plaats voor beroepskrachten op terreinen van zorg. De volksverzekeringen namen veel armoede weg. Met het wankelen van de katholieke zuil verdwenen de katholieke stands- en vakorganisaties met hun parochiële afdelingen. Veel noden zijn opgelost in onze verzorgingsstaat. Maar in onze dagen komt ook het einde van de verzorgingsstaat in zicht. Niet alleen omdat het onbetaalbaar wordt. Mensen krijgen steeds meer een afkeer van deze staatsbevoogding met alle bureaucratisering, die ermee samenhangt. Met krijgt een afkeer van de calculerende burger, die al of niet frauduleus zoveel mogelijk van de overheid wil plukken. Er wordt opnieuw een beroep gedaan op ieders persoonlijke verantwoordelijkheid. Ook op ieders maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Intussen zijn er vele nieuwe noden en problemen in onze samenleving opgekomen. Ik noem bijvoorbeeld de armoedeproblematiek. Ongeveer 5% van ons volk hoort tot de arme kant van Nederland. Dat betekent dat er 800.000 mensen slechts minimaal deel kunnen nemen aan het maatschappelijk leven. Onder de 'armen' kunnen we speciaal noemen:
Door de internationalisering van industrie en handel zijn we ons meer bewust geworden van de samenhang van de derde-wereld problematiek met de problemen van onze westerse consumptiemaatschappij. Eén facet hiervan is bijvoorbeeld de komst van vele buitenlanders in ons land. Dat schept problemen van aanpassing en inculturatie. Een speciale probleemgroep vormen de buitenlandse vrouwen. Door de strenge immigratiewetten lopen er momenteel veel uitgeprocedeerde asielzoekers rond, zonder onderkomen of andere middelen van bestaan. Een ander facet is de zorg voor misstanden in de derde wereld, bijvoorbeeld: onderontwikkeling, ontoereikende medische voorzieningen, folteringen en onrechtmatige vrijheidsberoving.
Door de ontwikkeling van de industrie is er een grote milieuproblematiek ontstaan. Dat speelt zich af op alle terreinen. Speciaal wil ik noemen de landbouw. De verschillende crises in de veeteelt, overstromingen of droogte en de Europese regelgeving hebben vele plattelanders hun toekomstperspectief ontnomen. Hier en elders komt de vraag op: hoe kun je ethisch verantwoord ondernemen?
Op straat is er een toenemende criminaliteit. Een toename van berovingen, van diefstallen van fietsen en uit auto's. Er zijn plekken met hangjongeren, die voorbijgangers lastig vallen. Velen hebben het gevoel, dat ze in eigen buurt niet meer veilig over straat kunnen lopen.
Ik ben niet volledig. Dit summiere overzicht laat zien dat er veel te doen valt. Niet alleen door de overheid. Er zijn ook veel zogenaamde 'one-issue' groeperingen die zich met verschillende noden bezig houden. De vraag is: ligt hier ook een taak voor de kerk? Voor de parochies? En wat zouden we kunnen doen? Op deze vragen wil ik de volgende keer ingaan.
Er is veel maatschappelijke nood, signaleerde ik in de vorige aflevering. Hebben wij als kerk, als parochie daar een boodschap aan? Of moeten wij ons maar beperken tot de zogenaamde geestelijke noden? Ons houden bij onze 'core-business': liturgie, catechese en pastoraal gesprek? Om deze vragen te beantwoorden, is het goed om te kijken naar de gedragswijze van Jezus. Hij roept ons immers op om Hem te volgen.
Jezus predikte het Rijk Gods en riep op tot bekering en geloof. Op de sabbath nam Hij deel aan de synagogedienst en Hij trad als leraar op. Hij was een rabbi met gezag. Men luisterde graag naar Hem. Ook wordt regelmatig gemeld, dat Hij de nacht doorbracht in gebed. Maar Hij is vooral op straten en pleinen of bij mensen thuis actief. Hij wordt af en toe bedolven onder het aantal zieken, dat op Hem afkwam. Hij reageerde niet: daar ben ik niet om gekomen, als een soort wonderdokter. Integendeel, Hij genas allen, Hij zag om naar ieder die uit de boot dreigde te vallen. Hij noemde zijn wonderen de tekenen. dat het Rijk Gods nabij was. Op de vraag van zijn plaatsgenoten, 'wat bezielt je eigenlijk?' geeft Jezus als antwoord, dat Hij vol is van Gods Geest, om de Blijde Boodschap te verkondigen aan de armen, om blinden te laten zien, om verlamden weer in beweging te krijgen, om bedrukten en gevangenen tot vrije mensen te maken. Hij schetst zichzelf als de samaritaan onderweg, die zich laat raken door de gewonde mens langs de weg. Voor Jezus is de diaconie geen bijverschijnsel, maar hoort ze tot de 'core-business' van zijn zending.
Zo hebben de eerste leerlingen Jezus' evangelie verstaan. Na Zijn dood en verrijzenis gingen zij door met het genezen van zieken. Van de eerste Christengemeenschap wordt gezegd, dat niemand gebrek leed, omdat alles samen gedeeld werd, zoals past onder zusters en broeders. In de eeuwen daarna zien we telkens weer opnieuw, dat vanuit de kerkgemeenschap of door individuele christenen zorg gedragen wordt voor mensen in nood. Ook onder ons worden goede initiatieven ondernomen. Maar het blijft vaak aan de marge, het heeft geen centrale aandacht in het parochieleven. Diaconie zou meer tot onze 'core-business' moeten horen. We kunnen Christus ontmoeten in woord en sacrament, maar ook in de arme; "wat u voor één van deze minste broeders van Mij hebt gedaan, dat heb je voor Mij gedaan" (Math. 25, 40).
Hoe zou dat kunnen? Allereerst is het belangrijk om naar Jezus te kijken. Hij verleende geen hulp 'uit de hoogte', maar Hij is ons nabij gekomen. Hij deelde ons menselijk leven in alle facetten. Hij wist goed te kijken en te luisteren naar de mensen, die hij ontmoette. Wij kunnen Jezus hierin volgen. Door contactpersonen, ziekenbezoekers, gastvrouwen en gastheren op de centra, kunnen we mensen nabij zijn. Kunnen we horen en zien, wat er leeft bij mensen om ons heen. We komen op het spoor van mensen en situaties, waar we 'naaste' kunnen worden.
We hoeven vaak niet vanuit de parochie initiatieven te ontwikkelen. We kunnen ons aansluiten bij al genomen initiatieven en ook mede-parochianen daartoe stimuleren. Wel kan het goed zijn om vrijwilligers uit een 'one-issue'- bewegingen af en toe te verzamelen voor onderling gesprek over onze christelijke inspiratie. Het is goed contact te hebben met instellingen van maatschappelijke zorg, met besturen en sociale diensten van de gemeente. Het is belangrijk mensen met een bepaald beroep bijeen te roepen, bijvoorbeeld landbouwers, mensen uit handel en industrie, verpleegkundigen, om samen te praten over problemen en kansen om christen te zijn op het werk. We kunnen samen met buurtwerkers en andere bewoners overleggen, wat we als parochie kunnen betekenen in de wijk, in het dorp.
In het levensnabije pastoraat zult u ook op problemen stuiten, waar door anderen nog geen aandacht wordt besteed. Dan valt te overwegen, om zelf initiatieven te nemen. Natuurlijk kunt u niet alles aanpakken. U zult samen een keuze moeten maken met als vragen: waar ligt acute nood? Wat kunnen we aan? De map, die op het dienstencentrum van ons bisdom is uitgegeven: 'ontmoetingen aan de grens' doet veel suggesties, juist op het terrein van de diaconie. Een parochie alleen kan weinig beginnen, zeker niet als het een kleine parochie betreft. We hebben weinig vrijwilligers en bovendien overstijgen de noden vaak de parochiegrenzen. Als parochies en PCI-en samenwerken in een parochieverband kunnen ze samen meer aanpakken en kunnen taken verdeeld worden. Niet elke parochie kan en hoeft alles te doen. De diaconie biedt ook veel kansen tot oecumenische samenwerking met andere kerken.
Vrijwilligers in de diaconie hebben inspiratie en toerusting nodig. Dat kan je niet van elke priester of pastoraal werker verwachten. Daarom hebben we ervoor gekozen, dat in elke pastoraal team een diaken of pastoraal werk(st)er met diaconale deskundigheid is. Ook kunnen veel parochieverbanden gebruik maken van de diensten van de onbezoldigde diakens. Deze hebben een beperkte pastoraal-theologische opleiding, maar zijn uitermate deskundig in de diaconie. Diakens en diaconale werkers kunnen naast de voortgezette vorming ook steun verwachten van de dekenale dienstverlening. Elke dekenaat zal beschikken over een dienstverlener voor diaconie en een dienstverlener voor arbeidspastoraat. Zo kunnen we elkaar inspireren en helpen om te groeien naar diaconale parochies, dienstbaar aan mensen en aan de samenleving. Alleen zó kunnen we echt volgelingen zijn van Jezus Christus, die onder ons gekomen is om te dienen.
Op weg naar 2010 hebben we vorig jaar de stap gezet om parochies samen te brengen in parochieverbanden. Priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers willen we samen brengen in pastorale teams. Elk parochieverband zal een pastoraal team krijgen. Het betekent een grote verandering voor parochianen, maar ook voor het leven en werken van priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers. Deze verandering is in feite een schaalvergroting. Spontaan roept dit de reactie op: dat gaat dan ten koste van de pastorale nabijheid. De afstanden worden groter, je komt elkaar niet meer regelmatig tegen in het gewone leven, je kent elkaar niet meer persoonlijk. Het wordt allemaal anoniem, bureaucratisch, zoals in heel onze maatschappij, die het zoekt in schaalvergroting op allerlei gebied.
Voor het pastoraat zijn nabijheid en persoonlijk contact van wezenlijk belang. We zien het bij onze Ene Herder Jezus Christus. Over Hem zingen we in de Adventtijd: 'Omdat Hij niet ver wou zijn is de Heer gekomen. Midden in wat mensen zijn heeft Hij willen wonen'. (Gezangen voor liturgie, nr. 513). Nabijheid, ook wel pastorale presentie genoemd, is een eerste vereiste. Hoe deze presentie gestalte kan krijgen in de nieuwe situatie is een probleem met veel facetten. In deze rubriek 'Op weg naar 2010' heb ik er al eerder een column aan gewijd. Hier wil ik mij beperken tot één facet, en wel de betekenis van de kleine groep.
Eén van onze doelstellingen is, dat parochianen steeds meer mede-dragers worden van het pastoraat. En dat is niet mogelijk als ieder in zijn eentje aan de slag gaat. Het kan alleen als we het samen willen doen. Daarom is het goed dat vrijwilligers regelmatig samen komen in groepen van contactpersonen, van ziekenbezoekers, van verschillende aspecten van catechese en liturgie, van diaconie-groepen. In de groepen moet ook ruimte zijn voor schriftlezing, bezinning en gebed. Het biedt de pastorale beroepskracht ook gelegenheid om inspiratie en toerusting te geven. In deze groepen kun je zo iets ervaren, dat je elkaar en het Evangelie nabij komt.
Naast deze werkgroepen ontstaan er andere groepen. Groepen voor een korte termijn bijvoorbeeld ter voorbereiding van Doopsel, Vormsel, Eerste Communie, Huwelijk of ter rouwverwerking. Daarnaast zijn er groepen van wat langere termijn, bijvoorbeeld 'Geloven-Nu groepen', de Alphacursus, bijbelgroepen. In deze groepen is er de mogelijkheid van persoonlijk contact, van luisteren naar elkaar en van geloofscommunicatie. Na afloop hebben velen het gevoel van de Emmaüsleerlingen: werd ons hart niet warm toen we zó bezig waren?
Zo worden de locale geloofsgemeenschappen binnen het parochieverband steeds meer tot een netwerk van kleine groepen, waarin geloof beleefd en gedeeld wordt. Het is goed dat deze groepen ook elkaar regelmatig ontmoeten. De vaste wekelijkse ontmoeting is in de viering van de Eucharistie.
Temidden van al deze groepen wil ik nu een nieuwe mogelijkheid van groepsvorming aan u voorstellen, namelijk het model van de kleine kerkgemeenschappen. Een kleine kerkgemeenschap is een groep van 8 tot 15 personen van verschillende leeftijd, echtparen en alleenstaanden. De groep komt wekelijks of om de 14 dagen samen bij elkaar aan huis. In de groepssamenkomst wordt geluisterd naar Gods Woord. In onderling gesprek wordt uitgewisseld hoe dit Woord doorklinkt in eigen geloof en in het dagelijks leven. Er wordt overlegd over hoe men elkaar kan helpen, om ieder voor zich of gezamenlijk concrete activiteiten te ontwikkelen om missionair te zijn.
Deze kleine kerkgemeenschappen zijn niet totaal nieuw. We zien in de Schrift hoe de christenen aanvankelijk samenkwamen bij elkaar aan huis. Ze kwamen samen vertrouwend op de belofte van de Heer: 'Waar er twee of drie in Mijn naam bijeen zijn, daar ben Ik in hun midden'. (Matteus 18, 20). We zien deze groepsvorming ook in verschillende nieuwe bewegingen.
Deze vorm van kleine kerkgemeenschappen is wijd verbreid in de Verenigde Staten van Amerika: the small church communities. Een aantal mensen van onze Diocesane Pastorale Dienstverlening hebben er intensief kennis mee gemaakt. Op verzoek van de Bisdomraad zijn zij bereid, om met hun deskundige begeleiding en met documentatie te helpen om deze kleine kerkgemeenschappen in ons bisdom ingang te doen vinden.Wilt u zich nader oriënteren, neem dan contact op met de DPD, tel. 030-6931434, mail: dpd@aartsbisdom.nl, internet: www.aartsbisdom.nl (De Bron) . Deze kleine kerkgemeenschappen zijn geen basisgemeenschappen los van de parochie. Met de andere groepen horen ze bij de levende cellen binnen de parochie. Bijvoorbeeld in de Filippijnen maakte ik het mee dat de zondagse Eucharistie telkens door een andere kleine kerkgemeenschap met de priester werd voorbereid. Er ligt hier werkelijk een goede kans op weg naar missionaire geloofsgemeenschappen.
Met kerstmis staan we opnieuw stil bij de Blijde Boodschap, het Evangelie, dat God ons mensen nabij wil zijn. God is onbereikbaar ver weg. Niemand heeft Hem ooit gezien. En toch krijgt Jozef te horen: het kind, waarvan Maria zwanger is, zullen ze de naam Immanuël geven, wat betekent: God met ons (Matteus 1, 23). In Jezus laat God zien, dat Hij het menselijk leven in alles wil delen. Hij wil God met ons zijn. Johannes getuigt plechtig: "Ja. het Woord is vlees geworden! Hij is onder ons Zijn tent komen opslaan" (Joh. 1, 14). We waren gewend aan de woorden: "en Het heeft onder ons gewoond". In de nieuwe vertaling met het beeld van de tent komt meer naar voren, dat God met ons op weg is. Zoals God met het volk in de woestijn was.
Wat Gods nabijheid betekende, zien we in het leven van Jezus. Hij raakte melaatsen aan, waardoor ze gereinigd werden en weer bij de gemeenschap konden horen. Mensen die het niet meer zagen, gaf Hij het zicht. Mensen die doof waren, wist Hij zó te raken, dat ze weer konden horen. Wie sprakeloos waren, bracht Hij tot spreken. Verlamden beurde Hij op. Hij keek Zacheüs diep in de ogen, waardoor het beste in de man naar voren kwam en Zacheüs een ander mens werd. Mannen en vrouwen van uiteenlopende komaf bracht Hij samen en trok met hen op als zusters en broeders. Ja, als God nabij komt, als God met ons is, gebeuren er onverwachte dingen.
Wij hoeven vandaag op dit alles niet terug te kijken als op iets dat jammer genoeg voorbij is. Als de verrezen Heer aan zijn eerste leerlingen de opdracht geeft om de Blijde Boodschap, dat God met ons is, verder door te geven, belooft Hij ze met nadruk: "Weet wel, Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voleinding van de wereld" (Matteus 28, 20). Wij leven onder deze belofte. Wij mogen geloven, dat de verrezen Heer met ons is. Dat Hij ook voor ons Immanuël is: God met ons. Hij komt heilzaam tot ons in de sacramenten. Vooral in de Eucharistie als Hij ons uitnodigt: dit is Mijn lichaam, dit is Mijn bloed, neemt, eet en drink! Neemt Mij in je leven op! Ik wil het leven met jullie delen. Hij is niet alleen met ons in de liturgie en gebed. Hij wil het leven met ons en met alle mensen delen. Hij kan dit via ons, omdat wij Zijn ogen, stem en handen zijn; omdat wij Zijn lichaam zijn. het lichaam van Christus.
Zo is God liefdevol nabij in de liefde en zorg van man en vrouw voor elkaar en voor hun kinderen. Door de liefde en het geloof van hun ouders, kunnen kinderen op het spoor komen van God en ontvankelijk worden voor Gods liefdevolle nabijheid. Ze kunnen van hun ouders leren om te gaan met God in het gebed. Ze kunnen leren, hoe je als kinderen van God kunt leven.
De verrezen Heer kan ook met ons zijn in de parochiegemeenschap. Vroeger werd die taak vooral aan priesters toebedeeld. Zij hadden persoonlijk contact met allen via biechtstoel en huisbezoek. Zij waren aanwezig bij alle belangrijke gebeurtenissen in het leven van de wieg tot het graf. Dit is nu niet meer mogelijk door de vermindering van het aantal priesters. Diakens en pastoraal werk(st)ers kunnen deze leemte niet opvullen. Maar belangrijker dan dit minder worden is het doorbrekend bewustzijn, dat in dat nabijzijn de roeping ligt van heel de gemeenschap. Samen hebben wij de roeping om de Heer nabij te laten zijn.
Hoe kan de Heer meer nabij zijn dan door mensen, die nabij wonen? Daarom is het goed, een netwerk te hebben van contactpersonen en van ziekenbezoekers, zo dicht mogelijk in elke wijk. Het is belangrijk om een goed secretariaat te hebben, dat altijd bereikbaar is. Het is belangrijk, dat er voldoende centra zijn met gastvrij onthaal door gastvrouwen en gastheren. Het is mooi, als er in deze centra ook een gebedsruimte is, waar mensen zo maar kunnen binnenlopen, om stilte te zoeken of om een kaars op te steken. Al deze vrijwilligers zullen mensen ontmoeten, die contact willen met een priester, diaken of pastoraal werker. Zij kunnen dan bemiddelen. Ook zij hebben de roeping, om door hun aanwezigheid de Heer nabij te laten zijn. Van vrijwilligers en pastorale beroepskrachten is het belangrijk te beseffen dat het niet om ònze nabijheid gaat, maar om de nabijheid van de Heer. Hij wil God-met-ons zijn. Onze aanwezigheid leidt niet vanzelf tot de aanwezigheid van de Heer. Voortdurend zal de vraag moeten zijn: hoe kunnen we zó met mensen omgaan, dat zij iets kunnen ervaren van de nabijheid Gods? Dat is een vraag voor persoonlijk gebed en onderlinge uitwisseling. Hier ligt ook een belangrijke opdracht voor priesters en pastoraal werk(st)ers en diakens. Zij kunnen inspiratie en vorming geven, om te leren hoe je een goede wegbereider kunt zijn voor de Heer, die nabij wil komen aan mensen, die je ontmoet. Parochies kunnen hiervoor ook een beroep doen op categoriale zielzorgers. Bijvoorbeeld en ziekenhuispastor kan ziekenbezoekers leren, hoe je pastoraal met zieken kunt omgaan. Een buurtpastor kan helpen ontdekken, hoe je kunt luisteren naar mensen in de wijk. Een arbeidspastor kan helpen zoeken, hoe je teken van Gods nabijheid kunt zijn onder collega's op het werk.
"God met ons" is niet alleen een Blijde Boodschap van 2000 jaar geleden. Dezelfde Blijde Boodschap wordt ons gegeven. En wij hebben de roeping om deze Blijde Boodschap aan alle mensen door te geven.
Een vorig artikel over 'De Eucharistie op zondag' heeft veel commotie opgeroepen. Vooral de slotopmerking over woord- en communievieringen. Velen beleven dit als een miskenning van een ontwikkeling, die zij als weldadig en goed waarderen. Mijn opmerking wekte de indruk als zou ik alle deskundigheid van pastoraal werk(st)ers en toegeruste vrijwilligers buiten de deur willen zetten. Dit laatste is beslist niet het geval. Integendeel, mijn voorstel is om al die gaven en deskundigheden samen te bundelen in de ene viering van de Eucharistie, opdat deze viering hoogtepunt in de geloofsgemeenschap kan zijn. We mogen daarbij bedenken, dat heel de samengeroepen gemeenschap de Eucharistie viert. De priester heeft hierin een eigen rol, maar hij is niet de solist, die alle rollen voor zijn rekening neemt.
Mijn advies om gebruik te maken van het aanbod van emeriti-priesters wordt door velen afgewezen met de tegenstelling van enerzijds een inspirerende woord- en communieviering en anderzijds Eucharistie met een seniele man, die alleen maar in staat is gebeden te prevelen, waar geen enkele inspiratie van uit gaat. Deze vergelijking klinkt beledigend voor de vele emeriti-priesters, die inspirerend voorgaan. Oudere priesters, die hiertoe niet meer in staat zijn, trekken zich veelal uit eigen beweging wel terug.
Het gewraakte artikel staat in een lange reeks 'Samen op weg naar 2010'. In deze reeks wil ik aangeven, hoe we op alle terreinen van pastoraat kunnen komen tot vernieuwing, aangepast aan de nieuwe situatie waarin we ons bevinden. De rode draad door al deze artikelen heen is: door samenwerken van parochies en pastorale teams kunnen we groeien naar een pastoraat, dat meer gedragen wordt door de parochianen en dat een missionair karakter heeft. Missionair betekent onder andere dat dit pastoraat niet alleen gericht is op de regelmatige kerkgangers, maar ook op alle andere mensen.
Als we kijken naar de liturgie, dan kunnen we constateren, dat er inzet is van veel vrijwilligers. Velen zijn goed toegerust en stralen inspiratie uit. Dat is een verheugende ontwikkeling. Maar de meeste energie richt zich op de 20% regelmatige kerkgangers. En voor die kerkgangers hebben we maar één soort viering: de Eucharistie, of een viering die er zo veel mogelijk op lijkt. Het is u duidelijk, dat ik de Eucharistie zeer hoog heb. En toch leg ik de vraag voor: is dat niet armoedig? Heeft onze kerkgemeenschap niet veel meer mogelijkheden van viering en gebed? Anderssoortige vieringen kunnen een verrijking zijn voor de regelmatige kerkgangers en vrijwilligers maar daarmee kunnen we ook anderen bereiken.
Om nieuwe vormen te ontwikkelen, is er tijd en energie nodig. En we zijn al zo druk met de liturgie! De enige weg lijkt me, om in te krimpen op het bestaande aanbod. In het artikel over de Eucharistie op zondag heb ik willen aangeven, dat deze inkrimping niet ten koste hoeft te gaan van de kwaliteit van de vieringen. Met deze inkrimping ontstaat er ruimte en tijd, om andere vieringen te houden. De komende keren wil ik enkele mogelijkheden noemen. De ene keer zal het accent meer liggen op eigen verrijking, een andere keer ligt de aandacht meer op het bereiken van buitenstaanders. Zo heb ik in het artikel over het sterven van een christen een pleidooi gehouden, om de viering van de uitvaart meer te richten op de vele aanwezigen, die vreemd staan tegenover kerk en Eucharistie.
Dit keer wil ik wijzen op de mogelijkheid van het Getijdengebed. In de eerste eeuwen van de kerk kwamen christenen 's morgens en 's avonds samen om het kerkelijk ochtendgebed en het avondgebed te bidden: de lauden en de vespers. Geleidelijk aan is dit getijdengebed geworden tot een praktijk voor priesters en religieuzen. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft een pleidooi gehouden, om het getijdengebed weer tot gebed voor alle gelovigen te laten worden.
In andere landen is het getijdengebed op veel plaatsen ingevoerd. Ook onder ons zijn er al parochies waar kleine groepen 's morgens en of 's avonds bijeen komen, om samen de lauden of de vespers te bidden. Als er meerdere werkgroepen in het parochiecentrum samen komen, zou men een kwartier eerder samen het getijdengebed kunnen bidden. Ik ken een oecumenisch centrum, waar men de avond afsluit met een gezamenlijk gebed van al de aanwezige groepen. Het zou mooi zijn, als er in elk parochieverband één kerkcentrum zou zijn, waar op zaterdag of zondag de plechtige vespers met schola of cantorij gevierd wordt, zoals we dit in de Anglicaanse traditie kennen. Je kunt ook denken aan meer plechtige vieringen in de sterke tijden van Advent en Veertigdagentijd. Dit kan uitstekend in oecumenisch verband gebeuren.
Het zal een weldaad zijn als de psalmen weer het gebed van alle gelovigen worden. Het zijn geen elitaire gebeden, maar ze zijn ontstaan in het gelovige volk en eeuwenlang door het Godsvolk gebeden. Psalmen zijn moeilijk, zeker voor beginnelingen. Maar dit 'moeilijke' hoort ook bij dit gebed. Bidden is niet alleen uiten wat men op het hart heeft, maar ook luisteren naar God. En dat is heel moeilijk: luisteren naar God. De psalmwoorden kunnen ons optrekken, dat wil zeggen uit ons vertrouwde wereldje halen en ons brengen op het niveau van God. Het psalmgebed kan voor ons worden tot een leerschool van gebed. En we zijn hierin nooit uitgeleerd. Met de eerste leerlingen moeten we telkens blijven zeggen: Heer, leer ons bidden.
Het is als het gebed, dat Jezus ons aan het leren is, het Onze Vader. We bidden het dagelijks en we zijn er vertrouwd mee. We kennen het uit ons hoofd en toch: de woorden van het Onze Vader hebben meer inhoud dan wij bevatten kunnen. De woorden van het Onze Vader kunnen ons telkens weer boven onszelf uitheffen tot het niveau van kinderen Gods.
In de twintig eeuwen kerkgeschiedenis is er veel veranderd. En ook wij zijn in een veranderingsproces naar 2010. Temidden van alle veranderingen komt de vraag op: wat is blijvend? Wat moeten we vasthouden? Wat blijvend is, is bijvoorbeeld de viering van de Eucharistie op zondag. Al vanaf het begin zien we, hoe christenen op de zondag, de dag van de Verrijzenis, bijeenkwamen. In de Eucharistie vierden zij het teken van Jezus' dood en verrijzenis. Jezus heeft dit teken als Zijn testament aan ons nagelaten. Met grote nadruk gaf Hij zijn leerlingen mee: "Blijft dit doen om Mij te gedenken"
De eeuwen door zijn christenen hieraan trouw gebleven. Het Tweede Vaticaans Concilie noemde de Eucharistie bron en hoogtepunt van de geloofsgemeenschap. Tot voor kort werd de Eucharistie als hoogtepunt beleefd door katholieken. De kerken waren zondags overvol, zodat er zelfs meerdere H.H. Missen noodzakelijk waren, om allen gelegenheid te geven om deel te nemen. Dat is onder ons veranderd. In veel parochiekerken zijn er in het weekend nog wel 2 à 3 vieringen. Dit kunnen niet alle vieringen van de Eucharistie zijn. Veelal zijn het vieringen met een handvol mensen in een grote kerkruimte. Vanwege de veelheid van vieringen kan de feestelijkheid met koren en met andere functies in de liturgie beperkt zijn. Je kunt niet bepaald merken, dat in de Eucharistie het hoogtepunt van het parochieleven gevierd wordt. Vele vieringen in bijna lege kerken zijn weinig inspirerend, voor de kerkgangers die in aantal afnemen. Maar ook voor zoekende buitenstaanders. Onder veel tijdgenoten is er behoefte aan bezinning en mystiek, aan spiritualiteit. En wij hebben niet meer te bieden dan deze matig bezochte vieringen.
Dat is anders bij feestelijke vieringen op de grote kerkelijke feestdagen, bij bijzondere gelegenheden. Dan is de kerk vol en is er een inspirerende en feestelijke liturgie, waar mensen warm van worden. Op onze weg naar 2010 is het belangrijk om meer van dergelijke gelegenheden te scheppen, zodat de Eucharistie weer bron en hoogtepunt van het parochieleven kan worden. Zo'n hoogtepunt is op elke zondag of zaterdag mogelijk. Dat kan als er in elke parochie slechts één keer de Eucharistie gevierd wordt in het weekend. In vrijwel alle parochies van ons bisdom is de deelname zodanig, dat alle kerkgangers aan één viering kunnen deelnemen. Een aantal kerkruimten zal ingekrompen moeten worden, om vieringen in een halflege kerk te voorkomen. Het veronderstelt ook de bereidheid binnen een parochieverband, om de rijden van de vieringen op elkaar af te stemmen. Voor de huidige kerkgangers is zondags tussen 10 uur en half 11 de ideale tijd; in het oosten van ons bisdom ook nog zaterdag tussen 18.00-19.00 uur. Meer variatie in tijd kan het ook voor anderen aantrekkelijker maken om te komen.
Variatie van tijd maakt het ook mogelijk, dat een priester 's zondags twee keer voor kan gaan in de Eucharistie. Na overleg met de priesterraad heeft onze bisschop de priesters gevraagd, om alle zondagen beschikbaar te zijn en op een doordeweekse dag vrij te nemen. Naast de parochiepriesters zijn er veel emeriti en andere priesters, die graag willen voorgaan n de zondagse liturgie. Gebruik maken van de diensten van emeriti is geen tijdelijke noodoplossing. Elk jaar komen er vitale emeriti bij, die graag willen assisteren. Ook in 2010 zullen er dus nog veel emeriti beschikbaar zijn. In het parochieverband kunnen ook afspraken gemaakt worden over het karakter van de vieringen. Bijvoorbeeld over de vraag: in welke kerk en op welke tijd zingt een herenkoor, een dameskoor, een gemengd koor, een jongerenkoor, een jongvolwassenenkoor, een kinderkoor?Het zou ook mooi zijn als bij belangrijke feesten twee of meer koren samen meedoen. Door de eigen kleur van de vieringen van de Eucharistie kan elke parochie haar eigen gezicht laten zien en haar eigen identiteit ontwikkelen. Vermindering van het aantal betekent op deze wijze een verhoging van de kwaliteit van de vieringen. De Eucharistie op zondag wordt weer het hoogtepunt.
Als we ons beperken tot die ene viering van de Eucharistie. dan zijn Woord- en Communievieringen vrijwel niet meer nodig. Deze vieringen zijn alleen toegestaan in tijd van nood, als er geen priester beschikbaar is. In veel parochies krijg je momenteel de indruk, dat van de nood een deugd gemaakt is. Men beschouwt er de Woord- en Communieviering als gelijkwaardig met of zelfs te prefereren boven de viering van de Eucharistie. Ik weet dat ik velen pijn doe en dat doe ik niet graag, maar toch moet ik zeggen, dat dit geen goede ontwikkeling is. Het is in strijd met twintig eeuwen traditie en staat dus op gespannen voet met onze katholieke identiteit.
Een belangrijke vorm van pastoraat speelt zich af rondom het sterven van een christen. Dit omvat: de begeleiding van zieken en stervenden en hun huisgenoten, de pastorale zorg rond avondwake en uitvaart en vervolgens de rouwverwerking.
Zoals bij alle vormen van pastoraat viel ook dit pastoraat grotendeels onder de zorg van de priesters. Later konden zij deze zorg delen met diakens en pastoraal werk(st)ers. Terwijl op andere terreinen een inkrimping plaats had, is het aantal zieken en stervenden die pastorale zorg vragen, niet afgenomen. Met het minder worden van het aantal priesters en pastoraal werk(st)ers wordt de last van deze zorg steeds zwaarder. Veel priesters en pastoraal werk(st)ers kennen periodes, waarin ze nauwelijks aan ander pastoraal werk toekomen.
Pastorale nabijheid in de crisissituatie van ziekte, sterven en dood mag en moet een hoge prioriteit blijven. Veelal treffen we hier een missionaire situatie aan. Je komt in contact met mensen, die van de kerk vervreemd geraakt zijn of nooit een binding met de kerk gehad hebben. Het komt erop aan om door ons luisteren, door onze woorden en door heel onze houding aan deze mensen iets te laten voelen, dat de kerkgemeenschap, dat de Heer hen nabij is in deze crisis.
Ook voor deze pastorale zorg geldt dat we deze niet moeten overlaten aan alleen priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers. Ook dit pastoraat moet mee gedragen worden door heel de parochiegemeenschap. En gelukkig zien we al veel parochianen aktief in bezoek aan zieken en senioren thuis of in een zieken- of verzorgingshuis. Velen brengen de communie bij zieken thuis. In veel parochies zijn er groepen die avondwakes verzorgen. Er zijn al veel groepen voor rouwverwerking. Heel recent zien we nu op enkele plaatsen parochianen, die een toerusting ontvangen hebben om voor te gaan in de viering van de uitvaart.
Het spreekt vanzelf dat al deze vrijwilligers inspiratie en vorming nodig hebben, om toegerust te zijn voor dit belangrijke pastorale werk. Hier ligt een belangrijke opdracht voor priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers. Om de pastorale teams in deze toerustingstaak te helpen heeft de bisdomraad onlangs een pastorale handreiking uitgegeven: Rondom het sterven van een christen. De handreiking geeft eerst een inleiding over leven en sterven in christelijk perspectief. Vervolgens worden er handreikingen gegeven voor catechese, liturgie en toerusting.
We vertrouwen erop dat met deze pastorale handreiking voldoende hulpmiddelen voor inspiratie en toerusting gegeven worden op parochieniveau. Voor leiders van avondwakes en uitvaarten is meer toerusting en vorming vereist. Enkele dekenaten hebben hiervoor al een cursusprogramma ontwikkeld. De zorg van vele vrijwilligers betekent niet dat priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers buiten spel worden gezet. Ziekenbezoekers kunnen aanvoelen of vragen , waar professionele pastorale begeleiding gewenst is. Ze kunnen tijdig een priester waarschuwen voor het sacrament van verzoening of voor de ziekenzalving. Ze zullen ook blijven voorgaan in uitvaarten, als dit redelijk mogelijk is.
De pastorale handreiking pleit voor de mogelijkheid om in parochies af en toe een gezamenlijke ziekenzalving te vieren. In veel verzorgingscentra is dit al gebruikelijk. Met een goede voorbereiding kan het sacrament van de ziekenzalving duidelijker een sacrament van de gemeenschap zijn, dat binnen de kerkgemeenschap gevierd wordt. De pastorale handreiking raadt aan om goed te overleggen of een Eucharistie bij de uitvaart wel het meest passend is. Het kan zijn dat de meeste aanwezigen bij de uitvaart zó onbekend zijn met de Eucharistie, dat het voor hen een nietszeggend ritueel zou zijn. Een viering met lezingen uit de Schriften, verkondiging en gebed vanuit het christelijk verrijzenisgeloof is dan een beter alternatief.
Het blijft belangrijk om de band tussen sterven en uitvaart met de viering van de Eucharistie te behouden. Dit kan bijvoorbeeld door op de zondag na het overlijden de dode speciaal te gedenken in de Eucharistie. Men kan hierbij een kaars bij het altaar ontsteken. Ook kan men bijvoorbeeld eenmaal per maand in de parochie of in het parochieverband op een doordeweekse avond de Eucharistie vieren voor alle overledenen van de afgelopen maand en daarbij de naaste families uitnodigen. Een soort maandelijkse 'Allerzielenviering' dus. De nabestaanden kunnen concreet ervaren, dat ze niet alleen staan in hun verdriet. Door wat grotere afstand zijn ze wellicht meer ontvankelijk voor de boodschap van verrijzenis en eeuwig leven. In de viering van de Eucharistie wordt bovendien tastbaar, dat we niet alleen bidden voor de overledenen, maar ook met hen.
We sluiten ons immers aan bij het hemels koor van een engelen, van Maria, van alle heiligen, van allen die ons in de dood zijn voorgegaan, voor het zingen van het hemels gezang "Heilig, heilig, heilig de Heer!" Juist in de Eucharistie mogen we gelovig vieren, dat we in Christus verbonden zijn met onze dierbare doden.
Voor de map 'Op weg naar missionaire geloofsgemeenschappen' is een bijlage verschenen met de titel 'Geef uw gebouw toekomst. Over het creatief openstellen van kerkgebouwen'. Ik hoorde onlangs zeggen: 'Als ik mijn zaak één uur in de week open zet, ben ik zé failliet'. De bijlage pleit ervoor om onze kerkgebouwen vaker open te stellen dan het ene zondagse uur van samenkomst. Eén van de mogelijkheden, die een open kerkgebouw biedt, is het samenkomen voor gebed in kleine groep. Dit geldt met name, wanneer er een kleine dagkapel is.
In eerdere artikelen heb ik al gewezen op de mogelijkheid en het belang van het kerkelijk getijdengebed, dagelijks in kleine kring. In een kerkcentrum met een meer diaconaal accent kan men gebruik maken van het diaconale getijdengebed 'bidden om te leven'. Maar er zijn veel meer mogelijkheden. Wellicht is er in uw parochieverband een gebedsgroep van de charismatische vernieuwing of van de Focolare. Er zijn gebedsgroepen voor kerkelijke roepingen. Er zijn gebedsgroepen van moeders. Er zijn jongeren, die regelmatig willen samenkomen voor een Taizé-gebedsdienst. U kunt deze en wellicht andere gebedsgroepen uitnodigen, om gebruik te maken van een kerkcentrum.
U kunt ook zelf het initiatief nemen om voor kleinere groepen bezinnings- meditatie- en gebedsdiensten te houden bijvoorbeeld rond een tekst uit de Heilige Schrift, rond een icoon of een andere afbeelding, rond een symbool als water, licht, vuur, enzovoorts. U kunt biddend in kleine groep samenkomen rond een diaconaal thema of ter voorbereiding op grote liturgische feesten of om het lijden van de Heer te overwegen aan de hand van de kruiswegstaties.
Ook oude vroomheidspraktijken kunnen vandaag op een nieuwe manier spreken. Zo zijn er bijvoorbeeld al een aantal parochieverbanden, waar wekelijks voor enige uren het heilig sacrament ter aanbidding wordt uitgesteld. ook zijn er onder ons meerdere kerkcentra, waar kleine groepen van gelovigen regelmatig samenkomen, om het rozenhoedje te bidden. Met name deze laatste vorm zou ik speciaal onder uw aandacht willen brengen. Paus Johannes Paulus II heeft hier twee jaar geleden een mooie brief over geschreven met als thema 'De rozenkrans van de Maagd Maria'. De Paus wijst er onder andere op dat dit gebed zich tot Maria richt, maar eigenlijk een gebed is dat ten diepste verband houdt met Christus. Met het overwegen van de geheimen komt de hele boodschap van het Evangelie in beeld. Het bidden van de rozenkrans is een met Maria overwegen van de verschillende facetten van het Christusmysterie, als het opzien naar het gelaat van Christus. We leren Christus kennen door Maria. Om het Christusmysterie nog meer in beeld te brengen, heeft de Paus een vierde reeks van vijf geheimen toegevoegd aan de blijde, de droevige en de glorievolle geheimen. De Paus noemt deze vierde reeks de 'geheimen van het licht'. Het zijn achtereenvolgens: de doop van Jezus, de bruiloft te Kana, de verkondiging van het Koninkrijk Gods, de gedaanteverandering en het laatste avondmaal. Tussen de blijde geheimen en de droevige geheimen staat deze nieuwe reeks stil bij de belangrijkste momenten uit Jezus' aardse optreden. Om de concentratie op de verschillende geheimen te vergroten, stelt de Paus voor om bij het noemen van elk geheim een daarbij passende icoon te laten zien. Men kan ook bij elk geheim een passage uit de Heilige Schrift voorlezen en een ogenblik van stilte in acht nemen alvorens de weesgegroeten te bidden. Op deze wijze met Maria verwijlen bij Christus, kan onze verbondenheid met Jezus Christus en zijn Moeder inniger maken.
Naast het liturgisch gebed in de grote gemeenschap en het individueel gebed heeft het gebed in kleine groep een eigen waarde. Het kan ons brengen tot een gelovige saamhorigheid en ons doen beleven, dat we in geloof verbonden zijn. Door de vele gebedspraktijken in kleine groep kan het kerkgebouw echt worden wat het is: een huis van gebed.
Het gebeurde een keer dat Jezus sprak over het koninkrijk Gods. Terwijl hij sprak, werd een vrouw zo geraakt door zijn woorden, dat zij Jezus toeriep: 'Gelukkig de schoot de u heeft gedragen, en de borsten waaraan U hebt gezogen'. Wat mag een moeder gelukkig zijn met zo'n geweldige zoon! In zijn reaktie gaat Jezus nog een stapje verder: er is een nog groter geluk: 'gelukkig zij die het woord van God horen en het bewaren'. Kort tevoren had Hij al gezegd: 'Mijn moeder en mijn broers zijn zij die het woord van God horen en doen'(Lucas 8, 21).
Vanaf Mozes doen de profeten telkens de oproep aan het volk Israël om te luisteren naar Gods woord. De oproep 'Luister Israël!' gaat vooraf aan het allereerste gebod van de liefde (zie Deut. 6, 4 en Marcus 12, 28-34). Voor Mozes en de profeten is Gods woord bron van leven. Gods woorden geven de richting aan, hoe het volk Israël, hoe iedere mens gelukkig kan worden. Jezus staat in deze traditie. Het is zijn leven. Hij spreekt het duidelijk uit: 'Mijn voedsel is de wil dien van Hem die Mij gezonden heeft en het werk volbrengen dat Hij Mij heeft opgedragen'(Joh 4, 34). Het is zijn voedsel. Hij leeft ervan, te luisteren naar het woord Gods en het te volbrengen.
Als de verrezen Heer zijn leerlingen uitzendt om alle volken tot leerling te maken, geeft Hij ze de opdracht mee 'leer hen alles onthouden wat ik jullie geboden heb'(Matt. 28, 16-20). We kunnen christen zijn, leerlingen van Jezus, als we telkens opnieuw luisteren naar Gods woord. Alleen door te luisteren vinden we antwoord op de wezenlijke vragen: wie ben ik? waar leef ik voor? wie is God? wat is Gods bedoeling met mij? wat kan Jezus voor mij betekenen? waar komt het echt op aan? wat mag ik verlangen, wat mag ik hopen? hoe word ik gelukkig? hoe kan ik iets betekenen voor het geluk van anderen?
Juist nu we op weg zijn naar missionaire geloofsgemeenschappen, is het van belang dat wij allen regelmatig luisteren naar het woord Gods. We kunnen het niet langer aan priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers overlaten. We zullen zelf vertrouwd moeten raken met het woord Gods, om ernaar te leven en om er over te kunnen vertellen aan anderen. In vergelijking met de protestanten hebben wij katholieken een grote achterstand, als het gaat over de vertrouwdheid met het woord Gods. Dezer dagen komt er een nieuwe gezamenlijke vertaling uit 'De nieuwe bijbelvertaling (NBV)'. Hopelijk kan deze nieuwe vertaling voor ons allen een extra impuls betekenen om het woord van God (te) horen en het (te) bewaren.
Het luisteren naar Gods woord heeft een prominente plaats in allerlei vormen van liturgie. Het is als de natuurlijke setting: Gods woord gelezen en gehoord in het midden van de geloofsgemeenschap. Na de lezing is er ruimte voor de verkondiging. De predikant heeft de opdracht om de gehoorde woorden te vertalen naar onze leefwereld vandaag: dat de oude woorden voor ons woorden ten leven kunnen worden. We mogen hopen dat we af en toe de ervaring hebben van de leerlingen van Emmaus: 'Was het niet hartverwarmend zoals Hij onderweg met ons sprak en de schriften voor ons opende?'(Lucas 24, 32).
Ook het individueel lezen van de heilige schrift kan heel vruchtbaar zijn. In psalm 1, die open deur van het Psalmengebedshuis, wordt de mens gelukkig geprezen, die 'vreugde beleeft aan de Wet van de Heer, ja, dag en nacht daaruit zacht reciteert'(Ps. 1, 2). Het psalmwoord geeft aan dat het om meer gaat dan gewoon lezen, om kennis op te doen. Het gaat om een mediterend verwijlen, zodat de woorden ons hart kunnen raken en in ons vrucht kunnen dragen. Bij deze persoonlijke lezing kunnen we ons laten helpen door een boek, dat onlangs verschenen is bij het boekencentrum met als titel 'Verborgene die bij ons zijt', onder redactie van Wim Dekker. Voor elke dag wordt een schriftlezing voorgesteld en vervolgens wordt er een beknopt spiritueel commentaar gegeven. Vervolgens een gebed en een lied.
Een andere mogelijkheid is het lezen van de schrift in een groep. Ik maak het regelmatig mee, dat vergaderingen beginnen met een schriftlezing. Daarna is er 20-30 minuten gelegenheid voor alle aanwezigen, om te zeggen, wat ieder aanspreekt in deze tekst vanuit eigen levensgeschiedenis en geloofservaring. Door persoonlijke geloofsverhalen kunnen wij elkaar inspireren. Tenslotte wordt de tekst opnieuw gelezen. Vaak hoor ik de reaktie: die tweede keer luister je toch anders, de tekst gaat meer tot je spreken. En ook: na een dergelijke geloofsuitwisseling ga je toch anders met elkaar vergaderen.
Het luisteren naar elkaars geloofsverhalen krijgt meer kans, als we ruimere tijd nemen om in groep te luisteren naar Gods woord. Bijvoorbeeld in Geloven-Nu groepen, in gezamenlijke bezinning op de zondaglezingen ter voorbereiding van de preek of in een bijbelgroep. Als u zich meer wilt bekwamen in het luisteren naar Gods woord in groepsgesprek, kunt u terecht bij een boekje van een van onze dienstverleners, Nico Derksen, 'Kom en zie', werkboek geloofsgesprek in groepen, Kok Kampen 2003. Van dezelfde auteur is het boekje 'Onder mijn woord' Kok Kampen 2003. In dit laatste boekje wordt ook het bibliodrama beschreven: door een bijbelverhaal te spelen, raak je meer thuis in een verhaal.
Bij alle vormen van luisteren - in de geloofsgemeenschap, alleen of in groep - mogen we bedenken, dat we niet alleen naar mensenwoorden luisteren. In de mensenwoorden in de schrift en in de geloofsverhalen mogen we ook de heilige Geest beluisteren, die ons de woorden van de schrift van binnenuit laat verstaan en die, naar de belofte van Jezus: "Jullie leidsman naar de volle waarheid zal zijn" (Joh. 16, 13).
In juli 2003 ben ik enkele weken in de Filippijnen geweest, in Manila en in het bisdom Infanta. Officieel heet het de praelatura Infanta, maar het functioneert als een bisdom.Ik was daar op uitnodiging van de bisschop, Mgr. J. Labayen, met wie ons bisdom al jarenlang contacten heeft. Verder op uitnodiging van Theo van Loon, een diaken van ons bisdom, die we al ongeveer 30 jaar 'uitgeleend' hebben aan het bisdom Infanta. Tijdens hun regelmatige bezoeken aan ons bisdom hebben zij veel over hun pastoraal werk in Infanta verteld. Maar, zeiden ze, je moet het niet alleen van horen zeggen hebben, je moet ons bezoeken en het zelf meemaken. Onze bisschop, kardinaal Simonis, is er in 1995 op bezoek gegaan tijdens de Wereldjongerendagen in Manilla. Ik ben er dus vorig jaar geweest. Overal rondtrekkend en in de ontmoetingen met parochies, religieuze gemeenschappen en Calamagroepen, heb ik inderdaad ervaren, dat persoonlijk contact je dieper raakt dan verhalen en notities. De reis heeft een diepe indruk op me gemaakt. Ik heb iets mogen proeven van de geestkracht en de levensvreugde van de Kerk van de armen. Ik heb er ook veel geleerd voor onze weg naar missionaire geloofsgemeenschappen.
Het eerste wat mij boeide is, dat armen zich bewust geworden zijn van hun waardigheid, als kinderen van God; dat we daarom met allen een geloofsgemeenschap kunnen vormen als gelijkwaardige zusters en broeders. In de geloofsoverdracht zijn allen leerling; samen wordt een analyse gemaakt van de concrete maatschappelijke context; ieder wordt uitgenodigd om naar zichzelf en naar zijn eigen levensloop te kijken en daar de sporen van Gods aanwezigheid te ontdekken; vervolgens worden maatschappelijke context en persoonlijke levensloop gezien in het licht van een bijbelverhaal. Men doet deze 'bible-sharing' in allerlei groepen, vooral ook in de kleine kerkelijke basisgemeenschappen. Dit zijn kleine groepen gezinnen en alleenstaanden in een buurt, die niet alleen wekelijks bijeenkomen voor 'bible-sharing' maar ook zorg dragen voor elkaar en gemeenschappelijke akties ondernemen ter verbetering van de buurt. Het diaconale aspect is sterk ontwikkeld: bisschop en parochies hebben regelmatig contact met vakbonden en allerlei maatschappelijke organisaties, om gezamenlijk akties te ondernemen. Ik heb hier uitvoeriger over geschreven in het laatste hoofdstuk van mijn jubileumuitgave 'Samen op weg naar God'.
Tegenover de rijkdom aan geloofservaring, die wij kunnen ontvangen van de Kerk van de armen, hebben wij de mogelijkheid om iets van onze financiële rijkdom terug te geven. Daarom heb ik bij mijn 40-jarig priesterjubileum geld gevraagd voor deze Kerk van de armen in het bisdom Infanta. Dit heeft het mooie bedrag van €5.000 opgeleverd. Cordaid heeft toegezegd, dit bedrag te verdubbelen. Daarnaast was een echtpaar bereid om €100.000 te geven voor een project, om ondervoeding tegen te gaan en voor de bouw van een school. In totaal konden we dus €110.000 overmaken.
Dit was amper gebeurd toen we, opgeschrikt werden door de berichten, dat het grondgebied van het bisdom Infanta door vier typhoons grotendeels verwoest is. Water- en modderstromen hebben wegen en bruggen vernield, houten huizen zijn weggevaagd, stenen huizen hebben een 'wasbeurt' gekregen. Er zijn honderden doden gevallen. Onder hen is ook mijn collega-vicaris father Cha; hij was bezig mensen te redden toen hij zelf werd weggevaagd door een plotselinge modderstroom. Hij is intussen begraven 'as a hero', als een herder die zijn leven gegeven heeft voor zijn schapen.
Onze diaken Theo van Loon heeft van de bisschop van Infanta de opdracht gekregen, om alle hulpakties te coördineren vanuit Manilla. Hij vertelde me, dat er dag en nacht gewerkt wordt door een grote groep vrijwilligers, religieuzen en seminaristen, om voedselpakketten, kleding en medicamenten bijeen te brengen. Omdat wegen geblokkeerd zijn, moet men gebruik van helikopters maken. Parochies en huizen van religieuzen zijn centra voor de verdeling van voedsel en kleding van de tallozen, die alles verloren hebben . De ramp heeft enorme solidariteit teweeg gebracht, laat Theo mij weten.
Per email en telefoon heb ik Theo en zijn bisschop laten weten, dat ik intens met hem meeleef en met al die mensen, die ik zo kort geleden heb leren kennen. Ik heb ze ook beloofd, om de rampzalige situatie ook in ons bisdom onder de aandacht te brengen. De kardinaal en de andere leden van het bisdombestuur zijn het hier van harte mee eens. Daarom roep ik u allen op tot een extra financiële bijdrage. Op de eerste plaats is er veel geld nodig voor voedsel, kleding en medicijnen. Vervolgens is er geld nodig voor golfplaten en andere bouwmaterialen, zodat mensen hun huisjes weer kunnen opbouwen. Daarna is er werkmateriaal nodig voor landbouwers en vissers, zodat ze weer aan het werk kunnen. Er zijn computers en verder kantoormaterialen nodig. Kortom, te veel om op te noemen, maar voldoende om een beroep te doen op uw solidariteit. Solidariteit met de Kerk van de armen kan een belangrijke doelstelling zijn op weg naar 2010.
In onze routemap op weg naar 2010, 'Op weg naar missionaire geloofsgemeenschappen' is onlangs een bijlage verschenen over het parochieverband. In deze bijlage wordt het model geschetst, hoe de samenwerking van meerdere parochies concreet vorm kan krijgen. U heeft vrijwel allen al gehoord en gelezen over de samenwerking van parochies. Voor ongeveer 2/3 deel van ons bisdom zijn er al parochieverbanden gevormd met een samenwerkingsovereenkomst. In een aantal steden gaat het samenwerken van parochies al over in een samengaan in een nieuwe parochie met meerdere plaatselijke geloofsgemeenschappen.
In het pastoraal jaarplan voor 2004-2005 is als doelstelling geformuleerd, dat in dit werkjaar alle parochies van ons bisdom samenwerken in een parochieverband.
Dat roept de vraag op: waarom moeten parochies samenwerken? Wat zijn de motieven, die ons brengen tot samenwerking? Welke visie zit erachter? In publicaties valt me vaak op dat parochies aangeven, noodgedwongen te moeten samenwerken. Als motieven worden gewoonlijk genoemd: het wordt ons van bovenaf door het bisdom opgelegd. En het moet wel vanwege de achteruitgang van het aantal priesters en kerkgangers. Nu wil ik niet ontkennen, dat dit pastoraal beleid 'van bovenaf' gestimuleerd wordt. Ook is het duidelijk, dat het aantal kerkgangers en priesters afneemt. De jaarlijkse kaski-gegevens spreken duidelijke taal. Maat toch wil ik stellen: als we om deze motieven gaan samenwerken, dan zal de samenwerking niet vruchtbaar worden. We denken dan 'noodgedwongen' in termen van 'afbouwen' en van 'noodregelingen'. En het is weinig aantrekkelijk, om daaraan mee te werken. Het ontbreekt aan toekomstvisie en aan hoop.
Het plan is niet 'van bovenaf' uitgedacht. De bisdomraad heeft met velen gekeken, naar wat zich in onze samenleving afspeelt. We zien, dat onze samenleving in de laatste 50 jaar aanzienlijk veranderd is. We leefden in een katholiek milieu, we noemden het de volkskerk. Door geboorte en opvoeding hoorde ieder er als vanzelfsprekend bij. Het katholieke milieu is verdwenen. Door de ontwikkeling van de techniek lijkt heel de wereld en ook de mens 'maakbaar' geworden. Door de ontwikkeling van televisie en internet komt heel de wereld in huis. Bovendien is onze actieradius door snelle verkeersmiddelen veel groter geworden; in plaats van het katholiek milieu, leven we in een wereld met allerlei rassen, godsdiensten en levensovertuigingen. Elk moet kiezen uit diverse mogelijkheden op allerlei gebied, ook wat betreft al of niet godsdienstigheid.
Het publiek - of met een managementterm - de doelgroep, waar de kerk zich op richt is totaal anders geworden. Als voorbeeld noem ik de zondagse kerkgang. Vroeger kon je op zondagmorgen alleen naar de kerk gaan, sociale controle zorgde er ook voor dat je ging. Tegenwoordig kun je van alles doen; uitslapen, sporten, van de natuur genieten, familie of vrienden elders in het land bezoeken, je kunt gaan winkelen en als je het niet meer weet, kun je 'Meta' om raad vragen.
Toch blijven we de meeste energie steken in de regelmatige kerkgangers. En dat blijft minder worden door sterfte en omdat ook de vaste kerkgangers gevoelig worden voor de vele alternatieven. Het lijkt een doodlopende weg. Velen die aktief zijn in de kerk hebben het gevoel: we doen van alles en toch wordt het steeds minder. Met de eerste leerlingen kunnen ze verzuchten: "de hele nacht hebben we ons afgetobd zonder iets te vangen" (Luc 5,5). Jezus reageert op deze verzuchting: werp je netten in het diepe! Zij deden het en hadden een grote vangst.
De oproep van Jezus kunnen we vandaag verstaan als een uitnodiging, om onze aandacht niet alleen op de kerkgangers te richten. Zijn Evangelie is niet alleen bedoeld voor kerkgangers, maar voor alle mensen in al hun verscheidenheid. Als we ons openen, als we luisteren naar die 'buitenstaanders' dan zien we vandaag veel mogelijkheden ze bekend te maken met de Blijde Boodschap van Jezus. We zien onder die niet-regelmatige kerkgangers bijvoorbeeld mensen die behoefte hebben aan stilte en bezinning in een religieuze ruimte; we treffen jonge ouders die het belangrijk vinden 'iets' van geloof door te geven aan hun kinderen; we treffen vele mensen, die zoeken naar zin, die zoeken naar God. We treffen velen die zich buigen over maatschappelijke noden: de vluchtelingen, de verslaafden, de daklozen, de 'probleemjongeren' of milieuvraagstukken. Er zijn talrijke kansen, om het Evangelie naar buiten te brengen. Met Jezus' woorden: de velden staan wit van de oogst.
Als we op Jezus' oproep in willen gaan, zullen we van volkskerk moeten groeien naar missionaire gemeenschappen. En als we dit doen, komen er zo veel verschillende vragen en noden op ons af, dat geen pastor of geen parochie het op zijn/haar eentje kan doen. Hier ligt het eigenlijke motief om als parochies samen te werken en samen te gaan: op weg naar missionaire geloofsgemeenschappen.
Ouderen onder ons denken bij 'catechese' als vanzelf aan de catechese of godsdienstlessen, die ze vroeger op school gekregen hebben. Thuis en in de kerk werden kinderen geleidelijk aan ingevoerd in geloof en kerk. Op school kregen ze een meer systematische uitleg van alles wat bij het geloof hoort. Met de kennis, die je in de schoolkatechese had opgedaan, werd je geacht voldoende geloofskennis te hebben voor de rest van je leven. Dat was in de tijd, dat kinderen en jongeren als vanzelf ingroeiden in de wereld van geloof en kerk binnen het geheel van het katholiek milieu, waarin ze opgroeiden. Door de grote veranderingen in onze samenleving van de afgelopen vijftig jaren is dit katholiek milieu weggevallen. We leven in een samenleving met vele culturen, godsdiensten en levensbeschouwingen, kinderen en jongeren, die op de katholieke scholen zitten, delen in deze veelvormigheid.
Katholieke scholen kunnen daarom niet meer functioneren als weg waarlangs kinderen door catechese ingevoerd kunnen worden in de geloofsgemeenschap. Temidden van alle veranderingen in de maatschappij kunnen we als kerkgemeenschap niet op de oude voet doorgaan. Ons publiek is anders geworden. Tot nu toe richtten we ons vooral op kerkgangers. Maar deze groep wordt steeds kleiner. We bereiken dus steeds minder mensen. Langzamerhand dringt onder ons het besef door, dat de blijde boodschap van Jezus Christus niet alleen bedoeld is voor de trouwe kerkgangers, maar voor alle mensen. Dat is de opdracht, de missie die de verrezen Heer ons geeft: "Ga, en maak alle volken tot leerling!" (Matteus 28, 19) Die opdracht geldt niet alleen voor derde wereldlanden, maar ook voor ons eigen land, voor eigen stad of dorp. En deze opdracht geldt niet alleen voor missionarissen of voor priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers, maar voor alle gelovigen. Allen hebben we de opdracht om de schat van het Evangelie niet alleen voor onszelf te houden, maar om deze door te geven aan anderen. Jezus nodigt allen uit om zout en licht te zijn. B.v. ouders kunnen het niet meer aan school en kerk overlaten, om hun kinderen op te voeden in het geloof. Een goed voorbeeld geven is daarvoor de eerste vereiste. Maar ouders moeten hun kinderen ook leren bidden. Ze moeten ook antwoord leren geven op allerlei vragen, die bij kinderen opkomen over God en geloof Als we allen missionair willen zijn, zullen we ook aan anderen moeten kunnen vertellen, wat geloven voor ons betekent, wie Jezus Christus is, wat de belangrijke waarden in onze kerkgemeenschap zijn. Of met Petrus' woorden: "weest altijd bereid tot verantwoording aan ieder die rekenschap vraagt van de hoop die in u leeft" ( 1 Petrus 3, 15). Maar tegenover deze uitdagingen voelen velen zich onmachtig. Er heerst onder ons een grote sprakeloosheid, als het er om gaat, ons geloof ter sprake te brengen, om woorden te vinden voor wat er diep in ons hart ligt. Om mondig te worden, zullen we in de leer moeten gaan, we zullen leerling moeten worden. Dat is geen schande of gebrek aan volwassenheid: terug naar de schoolbanken! Leerling worden, is precies wat Jezus van ons vraagt. Leerling worden dat wil zeggen bereid zijn om te luisteren en te leren. En Jezus drukt zijn leerlingen toen en nu op het hart: "Laat u ook geen leraar noemen, want één is uw Leraar, de Messias" (Matteus 23, 10). In onze nieuwe missionaire situatie is catechese in eerste instantie gericht op volwassenen. Om volwassenen te leren en te vormen, om voor hun geloof ook woorden te vinden. We kunnen als geloofsgemeenschap werkelijk missionair zijn, als we samen leren getuigen van het Evangelie.
We vinden het doorbreken van sprakeloosheid in ons bisdom zo belangrijk, dat we met name pastoraal werk(st)ers vragen om zich te specialiseren in volwassenencatechese en lekenkadervorming. Dit is nieuw, dit maakt de catechese anders dan vroeger. En tegelijk is het heel oud. In de eerste eeuwen van de kerk, vertrouwde de bisschop ook al de katechese toe aan leken theologen, de leiders van de katechesescholen. Ook onze missionaire geloofsgemeenschappen hebben allerlei leerhuisactiviteiten nodig, om allen toe te rusten en te bekwamen voor onze missie, zelf leerling te zijn en anderen uit te nodigen om medeleerlingen te worden.
Op onze weg naar missionaire geloofsgemeenschappen verwachten we veel van vrijwilligers. De parochianen worden mede-dragers van het missionair pastoraat. Dit niet alleen vanwege het kleine aantal priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers. Een belangrijker motief is voor ons, dat alle gelovigen op grond van doopsel en vormsel geroepen worden om mee te werken in het pastoraat. Allen worden we geroepen om het geloof niet voor onszelf te houden, maar om licht en zout te zijn voor anderen. aan het einde van de Eucharistie krijgen we telkens de zending, de missie mee om de vrede die we ontvangen hebben, door te geven aan anderen.
Als ik deze gedachten naar voren breng, stuit ik vaak op schrikreacties, zo van: dat is te veel gevraagd! Moeten we het werk van pastores overnemen? Dat kunnen we toch niet? Daar zijn we niet voor opgeleid! En we zijn al zo druk, we kunnen er niet meer bij hebben! U moet ons niet overvragen! k wil deze reacties heel serieus nemen. Toch vraag ik me ook af of velen niet een te lage dunk van zichzelf hebben. In feite zien we een groot aantal vrijwilligers met ruime toerusting, die zeer goed functioneren. Van de andere kant leg ik ook de vraag voor: kan dit besef van niet-kunnen, van overvraagd worden, niet een uitdaging zijn om in de leer te gaan? Om leerling te worden? Over onze roeping om leerling te worden, schreef ik in de vorige Op Tocht.
Bij dit leerling worden denk ik in eerste instantie niet aan langlopende cursussen, waar de meesten geen tijd voor hebben. Ik denk heel concreet aan de mogelijkheid, om bij elke bijeenkomst van de werkgroep of van het beraad een gedeelte van de beschikbare tijd te besteden aan inspiratie en vorming. Elke bijeenkomst kan bijvoorbeeld beginnen met gebed en overweging van een schriftlezing. Vervolgens kan een half uur uitgetrokken worden voor catechese en vorming onder leiding van een lid van het pastoraal team. Op deze wijze kunnen de bijeenkomsten inspirerender en leerzamer worden: je neemt er iets van mee!
Deze inspiratie en toerusting zal vooral door de priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers van het pastoraal team gegeven moeten worden. Ieder naar eigen profiel: liturgie, diakonie, catechese, gemeenschapsopbouw. Dit betekent een andere wijze van werken: van spelers worden ze meer tot speler-coach. Ook voor hen is dat een hele opgave, een uitdaging om opnieuw leerling te worden. In dit leerproces hoort begeleiding van de pastorale teams en tevens een programma van voortgezette vorming in elk profiel. Om de pastorale beroepskrachten ook heel praktisch te helpen, geeft de bisdomraad een aantal pastorale handreikingen uit.
Intussen zijn al verschenen een pastorale handreiking over het vormsel, voor allen die betrokken zijn bij de voorbereiding en viering van het vormsel. Een pastorale handreiking 'rondom het sterven van een christen' voor allen, die aktief zijn in ziekenbezoek, stervensbegeleiding, avondwakes, uitvaarten en rouwverwerking. Een pastorale handreiking over het doopsel voor allen die meedoen aan doopvoorbereiding, doopviering en verdere begeleiding van jonge ouders.
Elke pastorale handreiking is opgebouwd uit drie hoofdstukken; een inhoudelijk hoofdstuk, een hoofdstuk met catechetische suggesties en een hoofdstuk met liturgische suggesties. De handreikingen zijn niet zozeer 'leesboekjes', maar meer lesmateriaal. Op elke bijeenkomst kunnen eenn of enkele bladzijden besproken worden. Dus elke keer een beetje voedsel voor onderweg, om mondjesmaat te leren.
De bisdomraad is momenteel bezig met een pastorale handreiking over de Eucharistie en eentje over andere vormen van vieren en van gebed. Beide handreikingen zijn bedoeld voor alle groepen, die op liturgisch terrein aktief zijn. Daarnaast bereiden we een handreiking voor over schuld en vergeving en eentje over roepingenpastoraat. Deze beide handreikingen zijn bestemd voor alle groepen vrijwilligers.
Naast deze pastorale handreikingen, die door de bisdomraad verzorgd worden, wil ik graag wijzen op 'lesmateriaal' dat door de Diocesane Pastorale Dienstverlening geleverd wordt. Ik denk bijvoorbeeld aan de map 'Ontmoetingen aan de grens' met een bezinning op wat 'missionair' betekent. Ook geeft deze map veel concrete mogelijkheden voor diakonie en catechese buiten de kring van vaste kerkgangers. Aan het begin van dit werkjaar is een supplement verschenen. Verder wil ik wijzen op het blad 7even, dat vijf keer per jaar verschijnt en telkens veel materiaal verschaft ter inspiratie en vorming van het vrijwilligerskader.
Deze basisvorming kost weinig tijd en heeft een continu karakter: volgens de oproep van de Heer blijven we altijd leerlingen. Voor mensen die trek hebben in meer, kan ik verwijzen naar het ruime cursusaanbod, dat door de dekenale dienstverlening wordt aangeboden. Tijdens de visitatie van de dekenaten ben ik onder de indruk gekomen van de rijkdom aan toerustingsaanbod van de dekenale dienstverleningen. Er is alle kans om leerling te zijn!
In onze routemap 'Op weg naar missionaire geloofsgemeenschappen' is onlangs een beschrijving gegeven van de pastoraatsgroep. Deze pastoraatsgroep bestaat uit 4 a 5 parochianen. Als groep krijgen zij de opdracht om alle vrijwilligerswerk in de lokale geloofsgemeenschap te coördineren. Bij krijgen hiermee een centrale plaats bij de uitvoering van alle pastorale aktiviteiten. En daarmee ook een centrale plaats in de lokale geloofsgemeenschap.
De stap naar de vorming van pastoraatsgroepen is een heel belangrijke stap op weg naar missionaire geloofsgemeenschappen. In deze geloofsgemeenschappen wordt het pastoraat mede gedragen dor parochianen. Tot nu toe wordt de centrale plaats ingenomen door de pastoor of om een pastoraal werk(st)er of diaken. De vrijwilligers hebben meer het karakter van 'medewerkers, handlangers van de pastor' bij wie alle lijnen samenkomen. Het model van 'de centrale pastor' heeft tot nu toe goed gewerkt, maar is niet geëigend voor de missionaire situatie, waarin wij ons vandaag en morgen bevinden. In feite zien we hoe vele priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers gebukt gaan onder deze duizendpoot-achtige functie. Ze komen al tijd tekort en hebben geen ruimte voor hun specifieke taak; de inspiratie en de toerusting van de vrijwilligers. En om te groeien naar missionaire geloofsgemeenschappen moet aan de vorming van het vrijwilligerskader de hoogste prioriteit gegeven worden.
In het model van de pastoraatsgroep wordt zichtbaar, dat parochianen meer zijn dan medewerkers van de pastor. Op grond van hun christen-zijn, door Doopsel, Vormsel en Eucharistie, hebben wij een eigen verantwoordelijkheid voor het welzijn en voor de zending van de geloofsgemeenschap. Bovendien hebben zij meer dan de pastorale beroepskrachten de gelegenheid om in werk en buurt contact te hebben met de wereld buiten de kerk. Zij hebben dus meer gelegenheid om missionair te zijn als gist en zout in de samenleving. We kiezen voor een groep, allereerst omdat dit de werkwijze was van Jezus. Hij vormde de apostelen tot een groep en zond ook zijn andere leerlingen samen op weg. Naast deze principiele keuze speelt de overweging mee, dat in een groep de verantwoordelijkheden en de tijd gespreid kunnen worden. Niet alles hangt op een persoon, die altijd beschikbaar moet zijn. Als alles van een persoon zou afhangen, zou er een kwetsbare situatie ontstaan bij ziekte of bij wegvallen van die ene persoon.
In de map wordt een stappenplan aangegeven om op zorgvuldige wijze een pastoraatsgroep samen te stellen. Er wordt voorzien in een benoeming door het parochiebestuur alsmede in een officiële presentatie van de leden van de pastoraatsgroep in een zondagse Eucharistieviering. Door hun centrale positie vormen de leden van de pastoraatsgroep als het ware het gezicht van de parochie. Het is daarom belangrijk dat ze regelmatig zichtbaar zijn in en na de viering van de Eucharistie op zondag. Als de pastoraatsgroep het gezicht wordt van de plaatselijke geloofsgemeenschap, verdwijnen dat de priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers uit het zicht? Nee, dat is niet de bedoeling. Zij blijven de voorgangers in de Eucharistie, de vieringen van de sacramenten en in andere liturgische vieringen. Het is goed, als er na de viering mogelijkheid is van onderling contact. Daarnaast worden de pastorale beroepskrachten vooral zichtbaar voor de vele groepen vrijwilligers, die zij regelmatig inspiratie en toerusting geven. Zij zullen vaak het initiatief nemen voor missionaire aktiviteiten. Tenslotte zijn ze beschikbaar voor persoonlijke pastorale begeleiding binnen het gehele parochieverband.
Het pastoraal team blijft met name zichtbaar voor de pastoraatsgroepen. De eindverantwoordelijkheid voor het pastoraal beleid in het parochieverband berust immers bij het pastoraal team, door de bisschop benoemd en gezonden. De pastoraatsgroepen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van dit beleid in de plaatselijke geloofsgemeenschappen. Om de relatie tussen pastoraal team en de pastoraatsgroepen te behartigen, zal een teamlid deelnemen aan de vergaderingen van een pastoraatsgroep. Dit teamlid kan dan tevens de inspiratie en de verdere toerusting van de pastoraatsgroep ter harte nemen. Verder zal het pastorale team alle pastoraatsgroepen van het parochieverband twee keer per jaar uitnodigen voor een dag van onderlinge bezinning en oriëntatie op onze missionaire weg. Met de vorming van pastoraatsgroepen staan we voor een diep ingrijpende verandering. Wij beseffen dat het zeer moeilijk zal zijn, deze verandering tot stand te brengen. De dekenaten zijn bereid om de parochieverbanden hierbij te begeleiden.