Naar missionaire geloofsgemeenschappen

Onder de titel:

Op weg naar missionaire geloofsgemeenschappen

Samenwerken en profileren in het parochiepastoraat

gaf de bisdomraad van het aartsbisdom Utrecht de reden en richting van het het nieuwe beleid richting 2010.

Inleiding

"Heer, geef dat uw dienaren in alle vrijmoedigheid uw woord verkondigen, en laat door het uitstrekken van uw hand genezingen en tekenen en wonderen geschieden door de naam van uw heilige knecht Jezus." Na hun gebed beefde de plaats waar zij bijeen waren en werden ze allen vervuld van de heilige Geest en verkondigden met vrijmoedigheid het woord van God. De grote groep gelovigen was één van hart en ziel en er was niemand die iets van zijn bezittingen zijn eigendom noemde; integendeel, alles stond ter beschikking van de gemeenschap. Met grote kracht legden de apostelen getuigenis af van de opstanding van de Heer Jezus, en zij werden allen rijkelijk begunstigd. Er was immers niemand onder hen die gebrek leed, want allen die grond of huizen bezaten verkochten hun bezit, gingen met de opbrengst naar de apostelen, en legden die aan hun voeten. Daarvan werd uitgedeeld aan een ieder, al naar gelang hij nodig had". (Handelingen 4, 29-35) Met enkele zinnen schetst Lucas een beeld van de eerste plaatselijke geloofsgemeenschap in Jeruzalem. Het is een biddende gemeenschap: de plaats waar ze bijeen waren beefde er van! Allen zijn vervuld van de heilige Geest. In alle vrijmoedigheid getuigen ze van het woord van God. Ze zijn één van hart en ziel. Ze delen alles gemeenschappelijk. De apostelen d.w.z. de gezondenen door de Heer hebben een bijzondere Geestkracht. Zij getuigen dat de Heer Jezus is opgestaan. Dat de Heer verrezen is en leeft wordt zichtbaar door genezingen en tekenen en wonderen. Dit alles geschiedt immers door de naam, door de kracht van Jezus, de heilige Dienaar Gods. We zien een gemeenschap van mensen, die deel heeft aan de gemeenschap van Vader, Zoon en heilige Geest. Dit beeld van de eerste geloofsgemeenschap is een inspirerend voorbeeld voor iedere plaatselijke geloofsgemeenschap in elke tijd weer opnieuw. Inspirerend en tegelijk een spiegel en toetssteen. Het laat zien, wat we verlangen, waar we heen willen. Het laat ook zien, waarin we nog tekort schieten. Dit geldt voor onze voorouders, die leefden in hechte parochiegemeenschappen. Het geldt voor ons, die vandaag en morgen gestalte willen geven aan vitale parochiegemeenschappen. Vanaf het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 hebben onze voorouders opnieuw parochies gevormd met de geloofsgemeenschap in Jeruzalem als model en als toets voor ogen. In de eerste 100 jaar waren die parochies veelal hechte gemeenschappen. Er was eenheid in geloof en geloofsbeleving met neiging naar uniformiteit. Men deed veel gemeenschappelijk in kerkgang en gebed. De kerken waren 's zondags overvol en er was een wijds scala van gezamenlijke gebedspraktijken. Ook in het maatschappelijk leven was bijna alles gemeenschappelijk met eigen scholen, eigen jeugdverenigingen, eigen maatschappelijke organisaties, eigen ziekenhuizen, enz. Katholieken vormden samen een sterke zuil. De kerk had een integrerende functie voor heel het leven. Zoals de kerktorens het dorps- of stadsgezicht beheersten. In dit parochieleven had het apostolisch ambt een dominante plaats. Al het pastorale werk werd in feite door priesters gedaan. Leken waren actief in onderwijs en jeugdwerk, in verenigingen en allerlei diaconale projecten. Maar in het pastoraat waren vrijwel uitsluitend priesters actief: in het voorgaan in het gebed en in de viering van de sacramenten. Men sprak van de priesters als de bedienaars van de sacramenten, de "gewone" gelovigen waren de ontvangers van de sacramenten. Priesters waren vooral subject, de anderen object van zielzorg. Priesters verzorgden de verkondiging en de catechese, priesters verzorgden de persoonlijke contacten in jaarlijks huisbezoek, ziekenbezoek en aanwezigheid bij belangrijke gebeurtenissen. Leken beperkten het getuigenis afleggen tot het goed voorbeeld geven aan hun kinderen. Verder tot morele en financiële steun aan de missionarissen in de "missielanden".

De laatste 50 jaar.

Na de viering van "100 jaar kromstaf" in 1953 zien we dit parochiemodel geleidelijk aan zijn kracht verliezen. Elk jaar verminderde het aantal kerkgangers en het aantal priesters en religieuzen. Sinds het Tweede Vaticaans Concilie werden steeds meer leken als vrijwilligers actief in het parochieleven. Maar zij worden geleidelijk minder in aantal en bovendien grijzer; en ook zij ervaren dat het alsmaar minder wordt, hoe hard ze ook ploeteren. Er kwamen pastoraal werkers en werksters; later diakens, onbezoldigden en anderen als pastorale beroepskracht. Maar zij konden het verminderen van het aantal priesters niet compenseren. Bovendien werden ze vaak in de opengevallen priestervacatures geplaatst. Ze werden min of meer als vervangers van priesters beleefd en de gelovigen verwachtten dikwijls van hen priesterlijke bedieningen. Als niet-priesters konden zij er niet aan voldoen of ze kwamen tot grens overschrijdend gedrag. Het werd een bron van pijnlijke conflicten.

Zo kenmerkten de laatste vijftig jaren zich als een periode van veel onenigheid en polarisatie, van vermindering in alles, van verlies aan maatschappelijke relevantie. We spreken van een ernstige crisis. Velen vragen zich wanhopig af: heeft de kerk nog wel toekomst? Waar loopt het op uit? Op deze angstige vragen zeggen wij vol hoop en vertrouwen: ja, er is toekomst voor geloof en kerk. De genoemde negatieve verschijnselen zijn tekenen, dat het oude parochiemodel niet meer voldoende werkt.

Maar daarnaast zien we ook tekenen van hoop en van nieuw leven. Er zijn kansen voor vernieuwing van het parochiepastoraat. Als we goed kijken naar onze situatie, dan zien we niet alleen verlies, maar ook veel kansen om op nieuwe wijze geloofsgemeenschap te worden. De winter gaat voorbij, de lente is al begonnen. Of met het woord van Jesaja:

"Gedenk niet langer wat vroeger gebeurd is
en geef niet al uw aandacht aan wat eens is geschied;
Zie, Ik ga iets nieuws maken,
het is al aan het kiemen, weet u dat niet?"
Jesaja 43, 18-19.

In de laatste 50 jaren is er in onze maatschappij veel veranderd. Zonder een waarde-oordeel uit te spreken geven we in het kort enkele facetten:

Gevolgen

Deze veranderingen hebben invloed op alle mensen, uiteraard ook op gelovigen. We zien dit in feite terug in de grote variëteit van gelovigen en anderen, met wie de parochies te maken hebben:

Velen hebben iets behouden van het "vanzelfsprekend geloven", ze zijn van huis uit katholiek en stellen zich daar geen vragen bij.
  • Anderen zijn gegroeid tot een persoonlijk bewust geloofsleven; de mate waarin zij zich identificeren met het geloof van de Kerk is verschillend.
  • Velen zijn actief als vrijwilliger op pastoraal uitvoerend niveau, op bestuurlijk niveau, of op praktisch gebied, zoals zingen in het koor of kerkschoonmaak.
  • Er is een groep regelmatige kerkgangers, maar met verschillende wensen t.a.v. liturgie: plechtige liturgie volgens het Missaal, al of niet meerstemmig of in het Latijn. Anderen vragen om jongerenmissen of gezinsmissen. Door een aanzienlijke groep worden Woord- en Communievieringen op prijs gesteld, terwijl die door anderen juist gemeden worden.
  • Veel kerkgangers achten zich niet aan eigen parochie gebonden, maar kiezen voor de kerk, de liturgie of de voorganger, bij welke ze zich het meest thuisvoelen.
  • Velen betalen kerkbijdrage en/of lezen het parochieblad. In de vieringen komen ze alleen op een grote feestdag of bij belangrijke gebeurtenissen in het persoonlijk leven.
  • Velen hebben de kerk verlaten en hebben er allerlei afkeergevoelens aan overgehouden.
  • Velen hebben behoefte, om af en toe een kerk binnen te lopen voor stilte en gebed.
  • Veel ouders hebben behoefte aan bezinning en geloofscommunicatie bij doopsel, eerste Communie en Vormsel van hun kinderen. Ze hebben behoefte aan steun bij de geloofsopvoeding van hun kinderen.
  • Jongeren missen mogelijkheden tot communicatie over zin- en geloofsvragen.
  • Er is een toenemende vraag om kennis te maken met de kerk en het katholiek geloof.
  • In het bedrijfsleven komen vragen op over ethisch en maatschappelijk verantwoord ondernemen.
  • In de maatschappij wordt geroepen om normen en waarden, of omgekeerd om waarden en normen.
  • Op het platteland leeft de vraag, hoe je als christen om kunt gaan met de grote veranderingen.
  • Vooral in de stad is er veel vereenzaming. Juist in crisis-situaties bijv. bij verlies hebben mensen behoefte aan contact en onderlinge uitwisseling van ervaringen.
  • Er zijn vele "nieuwe armen": uitkeringsgerechtigden, kansarme jongeren, verslaafden, daklozen, vluchtelingen en asielzoekers enz.
  • Als we dit geheel overzien, mogen we met Jezus zeggen: "kijk eens goed naar de velden, ze staan wit, rijp voor de oogst"(Joh. 4, 35). Er zijn vele kansen om met woord en metterdaad te getuigen van het Evangelie. Er zijn mogelijkheden van groei naar vitale geloofsgemeenschappen volgens het model van de eerste christengemeenschap. "Het is al aan het kiemen, weet u dat niet?"(Jesaja 43,19).

    Om deze groei mogelijk te maken zijn drie voorwaarden van levensbelang:

    1. We moeten missionair zijn
    2. Als kerkgemeenschap dragen we samen verantwoordelijkheid voor de Kerk en haar zending.
    3. Samenwerken en profileren in het parochiepastoraat.

    De Gehele Geloofsgemeenschap

    Allen die gedoopt en gevormd zijn en deelnemen aan de Eucharistie, delen in het gemeenschappelijk priesterschap van Christus. Allen samen vormen wij het priesterlijk volk Gods, geroepen om de grote daden des Heren te verkondigen (1 Petrus 2,9). Het Tweede Vaticaans Concilie heeft deze karakteristiek van de eerste christengemeenschap opnieuw in het licht gesteld: "De gedoopten immers zijn door de wedergeboorte en de zalving van de heilige Geest tot een geestelijke woonstede en een heilig priesterschap gewijd, om door alle werken van de christenmens geestelijke offers op te dragen en de wonderdaden te verkondigen van Hem die hen uit de duisternis naar zijn wonderbaar licht heeft geroepen (vgl. 1 Petr. 2, 4-10). Daarom dienen alle leerlingen van Christus, volhardend in het gebed en samen God lof toezingend (vgl. Hand. 2, 42-47), zichzelf als een levende, heilige en aan God welgevallige offergave aan te bieden (vgl Rom. 12,1). Overal ter wereld moeten zij van Christus getuigenis afleggen en tot verantwoording bereid zijn tegenover degenen die hun rekenschap vragen van hun hoop op eeuwig leven (vgl. 1 Petr. 3,15)". Lumen Gentium nr. 10. De bisschoppen hebben deze gezamenlijke roeping "een eerste belangrijk uitgangspunt" genoemd in Meewerken in het pastoraat (pag. 10). Binnen de gemeenschap is er een verscheidenheid aan diensten en charisma's. Het zijn de gaven, die Christus aan zijn Kerk geeft. Deze verscheidenheid betekent dat niet allen hetzelfde moeten of kunnen doen. "Niet iedereen kan apostel zijn, of profeet, of leraar". (1. Kor 12,29) In de eerste christengemeenschap worden met name de apostelen genoemd. "Met grote kracht legden de apostelen getuigenis af van de opstanding van de Heer Jezus" (Handelingen 4,33). De apostelen geven ook leiding bij de verdeling van de goederen (4, 34-37). Het apostolisch ambt heeft zich de eeuwen door voortgezet in het ambt van de bisschop. In de plaatselijke geloofsgemeenschappen komt de bisschop gewoonlijk in beeld door zijn medewerkers, de priesters en diakens. Zoals de apostelen door de Heer werden toegerust met een kracht, zo ontvangen bisschoppen, priesters en diakens een speciale geestkracht in het sacrament van de wijding. In de eerste christengemeenschap waren de apostelen vooral de getuigen van de opstanding van de Heer Jezus. Dit blijft de apostolische functie van bisschoppen, priesters en diakens. Zij zijn binnen de gemeenschap sacrament d.w.z. zij brengen in beeld, dat het de verrezen Heer zelf is, die leiding geeft aan zijn Kerk. Niet wij mensen zijn of maken de Kerk, we zijn Kerk van de Heer. De verrezen Heer leeft in ons midden, we kunnen met Hem een levensrelatie aangaan. Als er onder ons wonderen gebeuren, dan geschieden ze "door de Naam van uw heilige knecht Jezus" (Handelingen 4,30). Binnen de plaatselijke gemeenschap stelt de priester Christus als Hoofd en Herder van de Kerk present. Aan de dienst van leiding en herderschap is de bediening van de sacramenten verbonden, met name de Eucharistie en het Sacrament van verzoening. De diaken stelt Christus als Dienaar present: de verrezen Heer is onder ons om te dienen. De kern van het diaken zijn ligt in de diaconia caritatis, het apostolisch ambt bij de verdeling der goederen. Bij de diaken hoort ook de verkondiging in de naam van de verrezen Heer en de bediening van het Doopsel. In de Eucharistie brengt de diaken in beeld, dat Eucharistie en diaconie structureel, sacramenteel met elkaar verbonden zijn. Hij kan ook kerkelijk getuige zijn bij het huwelijk. In onze kerkprovincie is het instituut van de pastoraal werk(st)er tot ontwikkeling gekomen. Pastoraal werk(st)ers delen met allen in de roeping door de initiatiesacramenten van Doopsel, Vormsel en Eucharistie. Vanwege hun pastoraal-theologische deskundigheid en hun spirituele vorming worden ze door de bisschop gezonden "voor die kerkelijke ambten en taken die zij volgens de voorschriften van het recht kunnen vervullen". (C.I.C. Can. 228 § 1). Op de pastoraal werk(st)ers kan de uitspraak van het Tweede Vaticaans Concilie toegepast worden. "Tenslotte vertrouwt de hiërarchie aan leken soms taken toe die nauw met het herderlijk ambt zijn verbonden: het godsdienstonderwijs, bepaalde liturgische functies, zielzorg. Krachtens deze zending staan de leken bij het verrichten van deze taak geheel en al onder de hogere kerkelijke leiding". (Decreet over het lekenpastoraat nr. 24).Hun functie lijkt op die van de didaskalos in de oudste traditie van de Kerk. De eigen positie en het eigen gezag binnen de geloofsgemeenschap ontlenen de pastoraal werk(st)ers aan de zending van de bisschop. Als gezondenen door de bisschop zijn ze zijn medewerkers. Temidden van allen, die tot het volk Gods behoren, zijn er in onze tijd velen, die zich als vrijwilliger beschikbaar stellen voor werk in de plaatselijke gemeenschap. Zij kiezen in vrijheid voor onbetaald werk in de geloofsgemeenschap. Maar zij beschouwen hun bijdrage niet als vrijblijvend, integendeel, velen weten zich van harte verbonden met de geloofsgemeenschap en gebonden aan de taken,die zij krijgen toebedeeld. Waren vrijwilligers vroeger medewerkers, handlangers van de priester, ze groeien nu steeds meer uit tot mensen, die zich op grond van doopsel en vormsel en op grond van charisma's geroepen weten tot diensten in de gemeenschap. Daardoor wordt de parochie niet meer alleen gedragen door priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers, maar zijn vrijwilligers,mededragers van het parochiepastoraat. Het Tweede Vaticaans Concilie geeft deze richting aan: "De gewijde herders weten immers zeer goed, hoe overvloedig de leken tot het welzijn van geheel de kerk bijdragen. De herders zijn er zich inderdaad van bewust, dat zij door Christus niet werden aangesteld om de gehele heilszending van de Kerk tegenover de wereld uitsluitend op eigen schouders te nemen: integendeel het behoort tot hun verheven taak de gelovigen zó te besturen en hun diensten en begaafdheden (= charisma's) zó te erkennen, dat allen en elk op zijn manier aan de gemeenschappelijke opdracht eensgezind meewerken". Lumen Gentrium nr. 30. De belangrijke plaats en het engagement van vrijwilligers dagen de kerkgemeenschap uit om zich te engageren met de vrijwilligers. Op niveau van bisdom, dekenaten en parochies moet goed worden nagedacht over de betekenis van de vrijwilligers. Onze bisschop heeft daartoe een voorzet gegeven met zijn brief "Gods vrijwilligers" (2001). We zullen ook moeten werken aan beleid ten aanzien van werving, begeleiding, toerusting en positionering van vrijwilligers. Een eerste aanzet is gegeven in de brochure "Vrijwilligersbeleid in de parochie (1999) met een daarbij behorend stappenplan". We hebben het voornemen om een bijlage over vrijwilligers uit te geven.

    Missionaire Geloofsgemeenschappen

    Het Evangelie is bedoeld voor alle mensen in onze huidige samenleving, niet alleen voor de kerkgangers. Zoals in het begin zendt de verrezen Heer ook ons: "Ga, en maak alle volkeren tot leerling: doop hen in de Naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest, en leer hun alles onderhouden, wat Ik jullie geboden heb" (Matteus 28, 19-20). Om missionair te kunnen zijn, is het van levensbelang dat wij zelf "alles onderhouden", wat de Heer ons "geboden" heeft. Wat dit betekent, zien we aan de eerste christengemeenschap.

    Als we ons gemeenschappelijk christen-zijn zó beleven, dan moeten we het ook laten zien: "Laat zo jullie licht schijnen voor de mensen", houdt Jezus ons voor, "opdat ze jullie goede werken zien en jullie Vader in de hemel verheerlijken", (Matteus 5,16). Het getuigenis van ons gemeenschapsleven kan ondersteund worden door het getuigenis met woorden "altijd bereid tot verantwoording aan ieder die rekenschap vraagt van de hoop die in u leeft". (1 Petrus 3,15).

    Anderzijds moeten we beseffen, dat er in onszelf nog veel ongeloof is, terwijl we bij buitenstaanders vaak tekenen van Gods aanwezigheid zien. In de missionaire dialoog stralen we niet alleen licht uit, maar kunnen we ook licht ontvangen. We verwijzen naar het missionair project "Ontmoetingen aan de grens".

    Samenwerken en profileren

    In de boven geschetste situatie van samenleving en Kerk komt naar voren, dat we vandaag en morgen te maken hebben met een grote verscheidenheid van mensen, die op allerlei wijze een beroep op ons doen. Bovendien zien we vele kansen en mogelijkheden om missionair te zijn, om Christus en zijn Evangelie bij mensen van onze tijd te brengen. Als we dit alles tot ons laten doordringen, dan mag het duidelijk zijn: dat kan geen parochie op haar eentje, dat kan geen priester, diaken of pastoraal werk(st)er op zijn eentje. We kunnen de vele uitdagingen waarvoor we staan, alleen aan als we het samen doen. We roepen de parochies op samen te werken en samen te gaan in een parochieverband. Priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers roepen we op om samen te gaan en samen te werken in een pastoraal team.

    Parochieverband

    In september 2001 hebben we de dekenale besturen gevraagd, om in overleg met de parochiebesturen vast te stellen, welke parochies in een parochieverband zouden kunnen samenwerken. Einde 2002 zijn de grenzen van de meeste parochieverbanden vastgesteld. Er zullen ongeveer 45 parochieverbanden ontstaan. Bij een redelijk aantal parochieverbanden is de samenwerking tussen de parochies al begonnen of zijn er voldoende condities aanwezig, om van start te gaan. Een eerste stap is het afsluiten van een samenwerkingsovereenkomst. Hierin worden afspraken gemaakt over een gezamenlijke stuurgroep, die met de pastoor en de andere leden van het pastoraal team leiding gaat geven aan het samenwerkingsproces. Dekenale besturen dragen zorg voor de begeleiding van dit proces. De Diocesane Pastorale Dienstverlening heeft een 7even cahier met stappenplan uitgegeven: Groeien naar een parochieverband. Op basis van een sterkte/zwakteanalyse wordt overlegd, hoe parochies huidige activiteiten kunnen samenbundelen, en welke parochies wat kunnen verzorgen mede ten dienste van de andere. Tevens wordt overlegd, welke nieuwe missionaire activiteiten door welke parochies verzorgd kunnen worden. Elke huidige parochie kan groeien tot een plaatselijke geloofsgemeenschap, waarvan de eigen identiteit, de eigen sterke kanten meer ontwikkeld kunnen worden. Elk centrum zal een bepaalde stijl van liturgie kunnen ontwikkelen. Bij de ene geloofsgemeenschap ligt meer de nadruk op diaconie, bij een andere op catechese, bij een andere op jongeren, bij een andere op oecumenische activiteiten, enz. Zo krijgen de geloofs-gemeenschappen een eigen profiel en kunnen ze elkaar aanvullen. Onder een centraal bestuur van het parochieverband worden plaatselijke pastorale deelraden geformeerd. Voor de coördinatie van pastorale activiteiten per geloofsgemeenschap kunnen er pastoraatsgroepen van vrijwilligers gevormd worden. Deze pastoraatsgroep kan "gezicht" geven aan de plaatselijke geloofsgemeenschap. Voor de opzet van Parochieverbanden en van Pastoraatsgroepen wordt verwezen naar de betreffende bijlages.

    Pastoraal Team

    De veelheid aan vragen en de grootte van het parochieverband maken het onmogelijk voor een priester, diaken of pastoraal werk(st)er om alles alleen te doen. Het is niet langer mogelijk om "generalist" te zijn in het centrum van één locale geloofsgemeenschap. De pastorale professionals zullen samenwerken in een pastoraal team, waarin ieder een eigen specialisme, een eigen profiel heeft.

    Het meewerken van vrijwilligers brengt ook met zich mee, dat er in het werk van de priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers een verschuiving komt. Van "alles zelf in de hand hebben" naar taken aan vrijwilligers toevertrouwen. Naast speler worden ze ook coach, die vrijwilligers inspireert en toerust.

    Voor de profilering denken we aan vier profielen, in elk parochieverband aanwezig.

    Bij elk profiel zal de betreffende beroepskracht eerste verantwoordelijke zijn voor het betreffende werkterrein.

    Profilering mag niet tot verkokering leiden. Alle leden van het pastoraal team zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het gehele pastoraat: dat het geloof wordt doorgegeven en bewaard; dat de liturgie gevierd wordt volgens de richtlijnen van de Kerk; dat het pastoraat georganiseerd wordt binnen het kader van het kerkelijk recht. Ze zijn samen verantwoordelijk voor het pastoraal beleid in het parochieverband. Ze zijn ook samen verantwoordelijk voor de uitvoering er van. Ze werken op alle terreinen onder leiding van de eerst-verantwoordelijke op het betreffende terrein.

    Ieder van de teamleden blijft dus een persoonlijke verantwoordelijkheid houden tegenover de bisschop, die hem/haar gezonden heeft. Dit geldt met name ook voor de pastoor. De pastoor heeft de eindverantwoordelijkheid voor het geheel van het pastoraat. Hij oefent deze verantwoordelijkheid uit met collega's, die eerstverantwoordelijken zijn op deelterreinen. De pastoor zal dus niet solistisch zijn leiderschap uitoefenen, maar op synodale wijze. Synodaal is een Grieks woord, samengesteld uit twee termen: syn, wat betekent: samen;en hodos, wat betekent: weg. Synodaal houdt dus in: samen op weg. De pastoor deelt zijn leiderschap met collega's, maar hij blijft persoonlijk eindverantwoordelijke.

    Alle teamleden delen in het voorgaan in de verschillende liturgische vieringen. Bij de viering van de sacramenten hebben priesters en diakens uiteraard een eigen plaats en functie, welke niet aan andere teamleden overgedragen kunnen worden. Het is goed, dat bij bepaalde gelegenheden het team als geheel deelneemt aan de Eucharistie. Dit brengt in beeld, dat alle pastorale werk bron en bekroning vindt in de Eucharistie.

    Alle teamleden beoefenen ook het persoonlijk pastoraat voor mensen in crisissituaties of voor geestelijke begeleiding. Juist in deze persoonlijke contacten zullen zij en de pastoranten het nabij-zijn kunnen beleven. Deze nabije contacten komen tot stand via het werken met groepen, via liturgische vieringen, via contactpersonen of het secretariaat. Pastoranten krijgen de mogelijkheid, om te kiezen door wie ze begeleid willen worden. In het takenpakket van alle teamleden moet voldoende ruimte blijven voor deze persoonlijk-nabije pastorale contacten. Nabij contact kan de weg zijn, waarlangs de Heer nabij kan komen.

    We hebben gekozen voor vier profielen met het oog op de taken, waarvoor de parochies staan in onze moderne samenleving. Ook houden we rekening met persoonlijke kwaliteiten en deskundigheden. Daarnaast speelt de wijding tot priester of diaken een rol. De verschillende factoren houden een beperking in van de keuzevrijheid voor een bepaald profiel. In elk pastoraal team moeten de vier profielen aanwezig zijn. We richten ons daarom op parochieverbanden, waarin een pastoraal team van minstens vier pastorale professionals actief kan zijn.

    Voor bedoeling en inrichting van het pastoraal team wordt verwezen naar de bijlage over het pastoraal team. Hier wordt ook nader ingegaan op de pastoor en het teamleiderschap.

    Tot Slot

    Langs deze weg willen we toegroeien naar missionaire geloofsgemeenschappen en gaan we in op de uitnodiging van Jezus: "kijk eens goed naar de velden, ze staan wit, rijp voor de oogst" (Joh. 4, 35). Alvorens de Heer zijn leerlingen uitzendt spoort Hij ze aan, om te bidden om arbeiders voor de oogst. Als we net als de eerste christengemeenschap ons toeleggen op gebed en vrijmoedig getuigen, mogen we vertrouwen, dat ook onze geloofsgemeenschappen uitstralingskracht zullen hebben. In de missionaire dialoog zullen we nieuwe katholieken aantrekken en ook nieuwe vrijwilligers. Als pastorale teams goed werken zal het aantrekkelijker zijn om priester te worden, diaken of pastoraal werk(st)er. We scheppen samen een klimaat, waarin wijzelf en anderen de roepstem van de Heer kunnen verstaan.