OnderwerpenFoto AlbumsPublicaties |
Aan de dood voorbijGoede Vrijdag en Pasen zijn niet los verkrijgbaar. Ze horen wezenlijk bij elkaar. Op Goede Vrijdag lezen we, dat er – na de dood van Jezus – een diepe duisternis over het land kwam. Lijden en dood: die ontnemen je alle zicht. Je wereld stort erdoor in. De toekomst wordt verduisterd. Zoekend en tasten proberen de leerlingen de weg te vinden. De duisternis wordt voor hen helemaal compleet, als ze dan ook nog ontdekken, dat het graf op die zondagmorgen leeg is. Er is voor hen zelfs geen ruimte meer om hun geliefde dode te betreuren. Ze spreken de angst uit, dat zelfs de laatste resten die hen zouden kunnen herinneren aan Jezus, zijn weggenomen. Hun leven is als een donkere tunnel, waar geen uitweg uit is. En dan is er opeens dat licht van hun geloven. Hij, hun gestorven meester, is verrezen. Op grond van hun diep vertrouwen in de God van Leven, komen ze tot het besef, dat Hij leeft. Ze zien in, dat het leven sterker is dan de duisternis van de dood. Het is de consequentie van hun geloven in een God, die geen God van doden maar van levenden is. En juist dat geeft een nieuw perspectief aan hun leven. Er gloort voor hen een nieuwe toekomst. Meer nog: ze voelen zich geroepen om aan die nieuwe toekomst te gaan bouwen. Als we Pasen willen vieren, zullen we eerst de duisternis van Goede Vrijdag tot ons meten toelaten. We kunnen dan niet voorbijgaan aan het lijden van onze tijd. We zien die duisternis waar mensen elkaar naar het leven staan. Onze aarde wordt verduisterd door oorlog en terreur, maar ook daar waar we elkaar het licht in de ogen niet gunnen. Verdachtmakingen, liefdeloosheid en egoïsme: ze zijn vaak aan de orde van de dag. Is er nog wel toekomst voor onze kinderen en kleinkinderen? En hoe donker wordt het niet als er weer opnieuw gesproken wordt over haarden van haat, over zinloos geweld? Of als we elkaar niet meer zien staan, als we doof zijn geworden voor elkaar? We kunnen en we mogen er onze ogen niet voor sluiten. We kennen als geen ander de duisternis, die er ook in ons eigen leven (af en toe) is. Soms lijkt alles zelfs donker en somber. Pasen gaan vieren: dat is die duisternis tot ons toelaten en er een plaats aan geven in ons eigen leven. In die duisternis mogen we – net als die vrouwen en de leerlingen van toen – op weg gaan. Niet alléén hopelijk, maar samen. Samen mogen we op zoek gaan naar nieuwe perspectieven, naar nieuw leven. Het is samen worstelen om samen boven te kunnen komen. Pasen is niet alleen een romantisch gebeuren van kaarslicht in een donkere nacht. Het is ook een uitdaging om elkaar dat licht door te geven. Het heeft alles te maken met onze verantwoordelijkheid voor mens en wereld. Daarom staat op onze Paaskaars ook het jaartal 2008. Want Pasen moet telkens opnieuw gebeuren in ons eigen leven, in onze eigen omgeving. Daarom is het nodig, dat we elkaar bij de hand blijven nemen, dat we elkaar richting blijven wijzen naar echt en volop leven. Het is geen doekje voor het bloeden van onze tijd, maar een uitdaging om licht en warmte te zijn voor elkaar. Pasen wordt pas een vieren van licht en leven, als we dat elkaar ook van harte gunnen. Langzaam kwamen de leerlingen tot het besef, dat ze de Levende niet bij de doden moesten zoeken. Hun geloven werd onweerstaanbaar. Het werd zo sterk, dat ze zich geroepen voelden om terug te gaan naar Galilea, waar het verhaal van Jezus begonnen was. Ze voelden, dat de verrezen Jezus hen voorging. Zij – dus ook wij – mochten Hem volgen om aan zijn woorden en daden opnieuw gestalte te geven; om toekomst aan te reiken voor allen, die nog gevangen zitten in de duisternis van het leven. Zo wordt het verhaal van Pasen levensecht, een verhaal van leven aan de dood voorbij, een verhaal van toekomst voor iedereen. Een zalig Pasen wens ik u allen - mede namens mijn collega”s - van harte toe. |