Heerheen adem van God, steek ons aan...

De filosoof Jean Paul Sartre heeft eens een toneelstuk geschreven met als titel “Gesloten deuren”. Daarin wordt beschreven hoe drie mensen gedwongen worden om samen te leven. Niet voor even, maar voor altijd. Het duurt niet lang of die samenleving wordt voor ieder een kwelling. Elk let op de ander. Al heel gauw wordt duidelijk, dat er niets is dat hen samenbindt.

Ze zijn individuen met elk een eigen levensvisie. Een visie die ze niet met elkaar kunnen delen. Iedereen blijft op zichzelf. Onderlinge verschillen worden breed uitgemeten. Het duurt niet lang of hun samenzijn wordt een hel. Het is geen leven, voor niemand niet. En de conclusie van Sartre is dan: “De hel: dat is de ander”.

Op het feest van Pinksteren is er ook sprake van “Gesloten deuren”. De leerlingen zitten bij elkaar, opgesloten uit angst voor de Joden. Er klinkt ook iets in door van radeloosheid, van niet weten hoe verder. Johannes laat zijn verhaal plaatsvinden op de avond van de eerste dag, dus op de avond van Pasen. Het gebeuren van Goede Vrijdag zit nog heel vers in het geheugen. Daarnaast zijn er de geruchten van de vroege morgen: een leeg graf, Jezus uit de doden opgestaan. Verhalen: luguber en verrassend tegelijk. Ze kunnen alleen maar waar zijn als Pasen en Pinksteren op één dag vallen. De leerlingen schuilen bij elkaar. Al hun inspanningen zijn voor niets geweest. Hun hoop is vervlogen. Ze verkeren nog helemaal in de hel van angst en dood, zonder ook maar enig perspectief.

De leerlingen zijn mensen zoals wij. Ook bij ons zitten deuren wel eens dicht. Soms potdicht. We leven langs elkaar heen. Het kost moeite om het verhaal van de ander bij ons binnen te laten. We gaan onze eigen weg zonder rekening te houden met de ander. Deuren vallen in het slot, omdat onze tenen net iets te lang waren

Door één verkeerd woord worden deuren soms voorgoed gesloten. We verwijderen ons op een pijnlijke manier van elkaar. Of we sluiten ons op in onszelf: zelfgenoegzaam, we hebben de ander niet nodig. Ieder voor zich en?. Soms werpen we barricaden op om de ander niet te hoeven ontmoeten. Gesloten deuren genoeg. En hoe groter en zwaarder de sloten van die deuren des te meer wordt het leven een hel.

Het Pinksterverhaal vertelt ons, dat Jezus binnenkwam. Jezus, de Verrezene. Voor Hem is geen enkele deur te dik. Hij opent deuren naar elkaar. Tot twee keer toe wenst Hij zijn leerlingen vrede. “Vrede”: dat is wat mensen – toen en nu – nodig hebben. Vrede met zichzelf, vrede met elkaar. Vrede om samen iets te kunnen opbouwen. Vrede, welzijn, een goede harmonie: ze doen wonderen. Ze zetten mensen in vuur en vlam. Ze maken hen tot hartverwarmende mensen, omdat ze verder kunnen kijken dan hun eigen toko. Pas daar waar er een goede sfeer heerst, een gevoel van harmonie, daar komt ruimte voor “Heilige Geest”. Jezus blaast over zijn vrienden, als wil Hij dat oude vuur in hen weer oprakelen. Er komt ruimte voor nieuwe adem, nieuw leven. “Heilige Geest” wordt doorgegeven aan Jezus” leerlingen, dus ook aan ons. Zij opent deuren voor een nieuwe, frisse wind. Angst verandert in enthousiasme. Een nieuw vuur begint te branden. Voortaan is er maar één taal: de taal van het hart. “Heilige Geest” in ons: er komt ruimte voor vergeven en vergeven worden. Banden worden hersteld. Een nieuwe Geest gaat waaien: een geest van onderlinge blijdschap en verbondenheid. Nieuwe schepping. Nieuw leven. Goede toekomst.

Het is nog lang niet waar. Pinksteren moet telkens opnieuw gebeuren en waar worden. Daarom mogen we die heel oude christelijke hymne blijven zingen en bidden. “Veni Sancte Spiritus”. Vrij vertaald: “Kom hierheen, Adem van God, steek ons aan, stuur ons uit jouw verste verte golven licht?..”

Pastor Wim Holterman osfs