Het parochieverband (nov 2004)

In onze routemap op weg naar 2010, 'Op weg naar missionaire geloofsgemeenschappen' is onlangs een bijlage verschenen over het parochieverband. In deze bijlage wordt het model geschetst, hoe de samenwerking van meerdere parochies concreet vorm kan krijgen. U heeft vrijwel allen al gehoord en gelezen over de samenwerking van parochies. Voor ongeveer 2/3 deel van ons bisdom zijn er al parochieverbanden gevormd met een samenwerkingsovereenkomst. In een aantal steden gaat het samenwerken van parochies al over in een samengaan in een nieuwe parochie met meerdere plaatselijke geloofsgemeenschappen.

In het pastoraal jaarplan voor 2004-2005 is als doelstelling geformuleerd, dat in dit werkjaar alle parochies van ons bisdom samenwerken in een parochieverband.

Dat roept de vraag op: waarom moeten parochies samenwerken? Wat zijn de motieven, die ons brengen tot samenwerking? Welke visie zit erachter? In publicaties valt me vaak op dat parochies aangeven, noodgedwongen te moeten samenwerken. Als motieven worden gewoonlijk genoemd: het wordt ons van bovenaf door het bisdom opgelegd. En het moet wel vanwege de achteruitgang van het aantal priesters en kerkgangers. Nu wil ik niet ontkennen, dat dit pastoraal beleid 'van bovenaf' gestimuleerd wordt. Ook is het duidelijk, dat het aantal kerkgangers en priesters afneemt. De jaarlijkse kaski-gegevens spreken duidelijke taal. Maat toch wil ik stellen: als we om deze motieven gaan samenwerken, dan zal de samenwerking niet vruchtbaar worden. We denken dan 'noodgedwongen' in termen van 'afbouwen' en van 'noodregelingen'. En het is weinig aantrekkelijk, om daaraan mee te werken. Het ontbreekt aan toekomstvisie en aan hoop.

Het plan is niet 'van bovenaf' uitgedacht. De bisdomraad heeft met velen gekeken, naar wat zich in onze samenleving afspeelt. We zien, dat onze samenleving in de laatste 50 jaar aanzienlijk veranderd is. We leefden in een katholiek milieu, we noemden het de volkskerk. Door geboorte en opvoeding hoorde ieder er als vanzelfsprekend bij. Het katholieke milieu is verdwenen. Door de ontwikkeling van de techniek lijkt heel de wereld en ook de mens 'maakbaar' geworden. Door de ontwikkeling van televisie en internet komt heel de wereld in huis. Bovendien is onze actieradius door snelle verkeersmiddelen veel groter geworden; in plaats van het katholiek milieu, leven we in een wereld met allerlei rassen, godsdiensten en levensovertuigingen. Elk moet kiezen uit diverse mogelijkheden op allerlei gebied, ook wat betreft al of niet godsdienstigheid.

Het publiek - of met een managementterm - de doelgroep, waar de kerk zich op richt is totaal anders geworden. Als voorbeeld noem ik de zondagse kerkgang. Vroeger kon je op zondagmorgen alleen naar de kerk gaan, sociale controle zorgde er ook voor dat je ging. Tegenwoordig kun je van alles doen; uitslapen, sporten, van de natuur genieten, familie of vrienden elders in het land bezoeken, je kunt gaan winkelen en als je het niet meer weet, kun je 'Meta' om raad vragen.

Toch blijven we de meeste energie steken in de regelmatige kerkgangers. En dat blijft minder worden door sterfte en omdat ook de vaste kerkgangers gevoelig worden voor de vele alternatieven. Het lijkt een doodlopende weg. Velen die aktief zijn in de kerk hebben het gevoel: we doen van alles en toch wordt het steeds minder. Met de eerste leerlingen kunnen ze verzuchten: "de hele nacht hebben we ons afgetobd zonder iets te vangen" (Luc 5,5). Jezus reageert op deze verzuchting: werp je netten in het diepe! Zij deden het en hadden een grote vangst.

De oproep van Jezus kunnen we vandaag verstaan als een uitnodiging, om onze aandacht niet alleen op de kerkgangers te richten. Zijn Evangelie is niet alleen bedoeld voor kerkgangers, maar voor alle mensen in al hun verscheidenheid. Als we ons openen, als we luisteren naar die 'buitenstaanders' dan zien we vandaag veel mogelijkheden ze bekend te maken met de Blijde Boodschap van Jezus. We zien onder die niet-regelmatige kerkgangers bijvoorbeeld mensen die behoefte hebben aan stilte en bezinning in een religieuze ruimte; we treffen jonge ouders die het belangrijk vinden 'iets' van geloof door te geven aan hun kinderen; we treffen vele mensen, die zoeken naar zin, die zoeken naar God. We treffen velen die zich buigen over maatschappelijke noden: de vluchtelingen, de verslaafden, de daklozen, de 'probleemjongeren' of milieuvraagstukken. Er zijn talrijke kansen, om het Evangelie naar buiten te brengen. Met Jezus' woorden: de velden staan wit van de oogst.

Als we op Jezus' oproep in willen gaan, zullen we van volkskerk moeten groeien naar missionaire gemeenschappen. En als we dit doen, komen er zo veel verschillende vragen en noden op ons af, dat geen pastor of geen parochie het op zijn/haar eentje kan doen. Hier ligt het eigenlijke motief om als parochies samen te werken en samen te gaan: op weg naar missionaire geloofsgemeenschappen.