De Gehele Geloofsgemeenschap

Allen die gedoopt en gevormd zijn en deelnemen aan de Eucharistie, delen in het gemeenschappelijk priesterschap van Christus. Allen samen vormen wij het priesterlijk volk Gods, geroepen om de grote daden des Heren te verkondigen (1 Petrus 2,9). Het Tweede Vaticaans Concilie heeft deze karakteristiek van de eerste christengemeenschap opnieuw in het licht gesteld: "De gedoopten immers zijn door de wedergeboorte en de zalving van de heilige Geest tot een geestelijke woonstede en een heilig priesterschap gewijd, om door alle werken van de christenmens geestelijke offers op te dragen en de wonderdaden te verkondigen van Hem die hen uit de duisternis naar zijn wonderbaar licht heeft geroepen (vgl. 1 Petr. 2, 4-10). Daarom dienen alle leerlingen van Christus, volhardend in het gebed en samen God lof toezingend (vgl. Hand. 2, 42-47), zichzelf als een levende, heilige en aan God welgevallige offergave aan te bieden (vgl Rom. 12,1). Overal ter wereld moeten zij van Christus getuigenis afleggen en tot verantwoording bereid zijn tegenover degenen die hun rekenschap vragen van hun hoop op eeuwig leven (vgl. 1 Petr. 3,15)". Lumen Gentium nr. 10. De bisschoppen hebben deze gezamenlijke roeping "een eerste belangrijk uitgangspunt" genoemd in Meewerken in het pastoraat (pag. 10). Binnen de gemeenschap is er een verscheidenheid aan diensten en charisma's. Het zijn de gaven, die Christus aan zijn Kerk geeft. Deze verscheidenheid betekent dat niet allen hetzelfde moeten of kunnen doen. "Niet iedereen kan apostel zijn, of profeet, of leraar". (1. Kor 12,29) In de eerste christengemeenschap worden met name de apostelen genoemd. "Met grote kracht legden de apostelen getuigenis af van de opstanding van de Heer Jezus" (Handelingen 4,33). De apostelen geven ook leiding bij de verdeling van de goederen (4, 34-37). Het apostolisch ambt heeft zich de eeuwen door voortgezet in het ambt van de bisschop. In de plaatselijke geloofsgemeenschappen komt de bisschop gewoonlijk in beeld door zijn medewerkers, de priesters en diakens. Zoals de apostelen door de Heer werden toegerust met een kracht, zo ontvangen bisschoppen, priesters en diakens een speciale geestkracht in het sacrament van de wijding. In de eerste christengemeenschap waren de apostelen vooral de getuigen van de opstanding van de Heer Jezus. Dit blijft de apostolische functie van bisschoppen, priesters en diakens. Zij zijn binnen de gemeenschap sacrament d.w.z. zij brengen in beeld, dat het de verrezen Heer zelf is, die leiding geeft aan zijn Kerk. Niet wij mensen zijn of maken de Kerk, we zijn Kerk van de Heer. De verrezen Heer leeft in ons midden, we kunnen met Hem een levensrelatie aangaan. Als er onder ons wonderen gebeuren, dan geschieden ze "door de Naam van uw heilige knecht Jezus" (Handelingen 4,30). Binnen de plaatselijke gemeenschap stelt de priester Christus als Hoofd en Herder van de Kerk present. Aan de dienst van leiding en herderschap is de bediening van de sacramenten verbonden, met name de Eucharistie en het Sacrament van verzoening. De diaken stelt Christus als Dienaar present: de verrezen Heer is onder ons om te dienen. De kern van het diaken zijn ligt in de diaconia caritatis, het apostolisch ambt bij de verdeling der goederen. Bij de diaken hoort ook de verkondiging in de naam van de verrezen Heer en de bediening van het Doopsel. In de Eucharistie brengt de diaken in beeld, dat Eucharistie en diaconie structureel, sacramenteel met elkaar verbonden zijn. Hij kan ook kerkelijk getuige zijn bij het huwelijk. In onze kerkprovincie is het instituut van de pastoraal werk(st)er tot ontwikkeling gekomen. Pastoraal werk(st)ers delen met allen in de roeping door de initiatiesacramenten van Doopsel, Vormsel en Eucharistie. Vanwege hun pastoraal-theologische deskundigheid en hun spirituele vorming worden ze door de bisschop gezonden "voor die kerkelijke ambten en taken die zij volgens de voorschriften van het recht kunnen vervullen". (C.I.C. Can. 228 § 1). Op de pastoraal werk(st)ers kan de uitspraak van het Tweede Vaticaans Concilie toegepast worden. "Tenslotte vertrouwt de hiërarchie aan leken soms taken toe die nauw met het herderlijk ambt zijn verbonden: het godsdienstonderwijs, bepaalde liturgische functies, zielzorg. Krachtens deze zending staan de leken bij het verrichten van deze taak geheel en al onder de hogere kerkelijke leiding". (Decreet over het lekenpastoraat nr. 24).Hun functie lijkt op die van de didaskalos in de oudste traditie van de Kerk. De eigen positie en het eigen gezag binnen de geloofsgemeenschap ontlenen de pastoraal werk(st)ers aan de zending van de bisschop. Als gezondenen door de bisschop zijn ze zijn medewerkers. Temidden van allen, die tot het volk Gods behoren, zijn er in onze tijd velen, die zich als vrijwilliger beschikbaar stellen voor werk in de plaatselijke gemeenschap. Zij kiezen in vrijheid voor onbetaald werk in de geloofsgemeenschap. Maar zij beschouwen hun bijdrage niet als vrijblijvend, integendeel, velen weten zich van harte verbonden met de geloofsgemeenschap en gebonden aan de taken,die zij krijgen toebedeeld. Waren vrijwilligers vroeger medewerkers, handlangers van de priester, ze groeien nu steeds meer uit tot mensen, die zich op grond van doopsel en vormsel en op grond van charisma's geroepen weten tot diensten in de gemeenschap. Daardoor wordt de parochie niet meer alleen gedragen door priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers, maar zijn vrijwilligers,mededragers van het parochiepastoraat. Het Tweede Vaticaans Concilie geeft deze richting aan: "De gewijde herders weten immers zeer goed, hoe overvloedig de leken tot het welzijn van geheel de kerk bijdragen. De herders zijn er zich inderdaad van bewust, dat zij door Christus niet werden aangesteld om de gehele heilszending van de Kerk tegenover de wereld uitsluitend op eigen schouders te nemen: integendeel het behoort tot hun verheven taak de gelovigen zó te besturen en hun diensten en begaafdheden (= charisma's) zó te erkennen, dat allen en elk op zijn manier aan de gemeenschappelijke opdracht eensgezind meewerken". Lumen Gentrium nr. 30. De belangrijke plaats en het engagement van vrijwilligers dagen de kerkgemeenschap uit om zich te engageren met de vrijwilligers. Op niveau van bisdom, dekenaten en parochies moet goed worden nagedacht over de betekenis van de vrijwilligers. Onze bisschop heeft daartoe een voorzet gegeven met zijn brief "Gods vrijwilligers" (2001). We zullen ook moeten werken aan beleid ten aanzien van werving, begeleiding, toerusting en positionering van vrijwilligers. Een eerste aanzet is gegeven in de brochure "Vrijwilligersbeleid in de parochie (1999) met een daarbij behorend stappenplan". We hebben het voornemen om een bijlage over vrijwilligers uit te geven.